woensdag 11 maart 2009

Mat. 21, 12-22 – Biddag – 11-3-2009

“Uw Koninkrijk kome” 

1. Twijfel aan ‘alles’
Biddag 2009, alweer. Sinds vorig jaar is er veel veranderd.
Alleen al de financiële en economische crisis die sinds half 2008 over onze wereld raast. En waar wij nog niet alles, maar wel steeds meer van beginnen te merken. Hoe zal het er aan het einde van dit jaar uit zien?
En dan in onze gemeente: zieken, mensen die inmiddels overleden zijn…; mensen die ons verlaten hebben. Sommigen die hun baan kwijt zijn.
’t Is al met al een onzekere wereld. In enkele weken tijd kan je leven er heel anders uitzien.
Weet je nog wat we vorig jaar gebeden hebben? Zou dat nou zoveel veranderd hebben aan onze omstandigheden? Wat verwachten we van ons gebed vanavond?
Zo begin ik toch een beetje met twijfel vanavond. Niet omdat ik dit wil of zoek, maar wel omdat het er soms gewoon is.

Dat heeft ook met een tekst als van die vanavond te maken. Want dan ga je in de Bijbel lezen en dan staat er zo fors en zeker, uit de mond van onze Heer zelf: “Alles waarom jullie in je gebeden vragen zullen jullie krijgen, als je maar gelooft.” [22]. Alles ||
Bij zo’n tekst heb ik de neiging om snel dóór te lezen, omdat die zoveel vragen in me oproept. En de Heer Jezus biedt me geen uitweg uit die vragen, want Hij geeft als voorbeeld: “Je zult zelfs tegen die berg kunnen zeggen, kom je van je plaats en stort je in zee en het zal gebeuren.” Inderdaad dat is ‘alles’.

Maar wat ik ook aan goeds over de Heer zou kunnen getuigen vanavond, Hij heeft me het afgelopen jaar niet ‘alles’ gegeven, waarom ik Hem vroeg. En ik heb Hem om veel kleinere gebedsverhoringen gevraagd dan ‘een berg kunnen verzetten’’ Maar ook die gaf Hij me niet allemaal

En daar kan ik zo op het eerste gezicht twee kanten mee op. Ik kan de conclusie trekken:
1. De Heer doet niet wat Hij belooft… of
2. Mijn geloof is niet groot genoeg! Want er staat er toch maar bij
‘als je maar gelooft.’ en een vers eerder: “als je gelooft zonder twijfelen…’

Iedereen zal hier weer wel anders op reageren, maar voor mij zit het antwoord dan al snel in het tweede. Mijn geloof is vast niet groot genoeg, uiteindelijk ben ik nog te onzeker van God. En daar kun je erg mee zitten. Want hoe kan mijn geloof nu ooit zo groot worden, dat ik alles van God krijg.
Dus eerlijk is eerlijk, ik ben hier vanavond met een ingehouden verwachting. Ik verwacht niet alles te krijgen waarom wij de Heer bidden.

Daar komt nog iets bij. Ik kan me het ook niet echt voorstellen, dat God me alles zou willen geven, wat ik Hem ook maar vraag. Als ik zo eens terugkijk in mijn leven is het maar goed ook dat Hij dit niet altijd gedaan heeft. In zijn wijsheid heeft Hij me soms onthouden, wat ik –op dat moment- zielsgraag wenste. En van sommige dingen weet ik inmiddels dat dit beter is.
Hij is veel wijzer dan ik… Wil ik eigenlijk wel dat Hij me zoveel toevertrouwt, ‘alles wat je vraagt’ ….

Het is sowieso, een vreemde tekst. Waarom vervloekt onze Heer die vijgenboom? Ik kan me niet voorstellen dat Hij dit zomaar doet, vanwege een soort ochtendhumeur of zo, en zo lijkt het wel een beetje in deze tekst. En dan zou Hij zijn discipelen ook nog eens aanmoedigen zoiets te vragen. Geloof zonder twijfel en je zult het krijgen: dorre vijgenbomen en bergen in zee. Staat er wel wat ik denk dat er staat?
2. Het verhaal van de koning
Om daar achter te komen wil ik een verhaal vertellen. Er was eens een koning die met zijn Koninkrijk een nieuwe start wilde maken. Hij besloot een stad te veroveren waar nog niemand van zijn onderdanen eerder in gewoond had en die tot zijn hoofdstad te maken. Zodat niemand zich achtergesteld kon voelen omdat zijn stad niet tot hoofdstad was gekozen.
Het probleem was echter dat deze stad boven op een steile rots lag en dus erg gemakkelijk tegen aanvallen was te verdedigen. De inwoners van de stad zagen deze beginnende koning al van ver aankomen met zijn leger en wisten: wij zullen geen enkele moeite hebben zijn aanval af te slaan. Daar waren ze zo zeker van dat ze Hem een boodschap stuurden: ‘we zetten de blinden op wacht en vragen de lammen de boodschappen door te geven’. Zij zullen dat makkelijk af kunnen. Jullie komen toch er nooit in.
Maar de koning was nog slimmer. Hij wist dat hoe goed een stad ook te verdedigen is, ook zo’n stad water nodig heeft. En hij ontdekte waar het water van die stad vandaan kwam. Een tunnel omhoog vanuit een bron beneden. Hij maakte er een uitdaging van voor zijn soldaten. Ga omhoog door de waterschacht en vecht je naar binnen. Degene die het eerst boven is, wordt mijn generaal. En dit plan lukte en de stad werd zijn nieuwe hoofdstad. Maar de koning vergat nooit de spot van de vroegere bewoners. Hij maakte het tot een regel in zijn nieuwe hoofdstad: ‘blinden en lammen komen er niet in” En dat gebeurde ook niet…

Dit verhaal is echt gebeurd. De koning was natuurlijk David, de stad Jeruzalem. En deze geschiedenis staat in 2 Sam. 5. En als je deze geschiedenis in je achterhoofd neemt beginnen in onze tekst –die 1000 jaar later speelt- dingen op te vallen. Maar dan moet je wel het hele gedeelte er bij nemen. Vandaar mijn leesgedeelte.

3. De Koning en zijn Koninkrijk
De Heer Jezus is de Zoon van deze Koning David. De beloofde Koning, de Messias. Hij hoeft Jeruzalem niet meer te veroveren. Alleen al als Hij in de buurt komt, begint de bevolking spontaan te juichen: ‘Hosanna voor de Zoon van David’. De poorten gaan wijd voor Hem open en Hij kan zo maar naar binnen lopen. Deze koning komt terug bij zijn eigendom. Dat kun je merken. Iedereen herkent hem.

En toch wordt ook deze stad nog bezet gehouden. Als de Heer Jezus bij de tempel komt krijgt Hij geen welkom van de hogepriesters en de schriftgeleerden. Die komen pas als de Heer Jezus de offerdienst stillegt door de geldwisselaars en de duivenverkopers weg te jagen. Wij denken vaak dat het de Heer Jezus om de handel ging, maar daar gaat het Hem niet om. ‘t Was maar goed dat die handelaars er waren: hoe kon je anders aan een gaaf offerdier komen. Nee, het gaat Hem er om dat zij, nu de Messias komt, gewoon doorgaan alsof er niets gebeurt. Rovershol betekent hier: bezet door revolutionairen, opstandelingen tegen God. Hoe kun je God aanbidden als je zijn Zoon niet erkent! En voor de lammen en blinden, die er nooit in mochten, maakt Hij een nieuwe regel en schaft die van zijn voorganger af: Ontvang van mijn genezing en wees voortaan welkom in mijn huis –de tempel.
Dat Hij de nieuwe Koning is ligt zo voor de hand dat zelfs de kinderen roepen: Hosanna voor de Zoon van David’. Maar de uiteindelijk toch haastig toegesnelde hogepriesters en schriftgeleerden –de offerdienst ligt stil! en zij komen nu wel kijken- zien het niet. Zelfs niet als de Heer Jezus Ps. 8 citeert: uit de mond van kinderen en zuigelingen hebt u zich een loflied laten zingen…
De nieuwe Koning blijft niet in zijn stad, want die is nog bezet gebied.
Hij slaapt buiten de stad in het dorpje Betanië

4. Als je maar gelooft…
En als Hij de volgende morgen terug gaat naar zijn stad, juichen de mensen niet langer. Ik stel me voor dat de offerdiensten in de tempel ook al weer begonnen zijn. Alles is weer normaal. Jeruzalem is stevig in handen van ongelovigen. En dat moet de Zoon van David pijn doen: aan Hem en aan zijn Vader wordt de eer onthouden die hen toekomt.
Die vervloeking van de vijgenboom is geen frustatie van een hongerige Jezus –daar geloof ik niets van-, maar volgens mij een demonstratie van de gevolgen van wat er gisteren gebeurde: de straf die Jeruzalem zal krijgen voor zijn weigering de Messias te erkennen, voor zijn ongeloof. Vervloekt zijn zij die de vrucht niet opbrengen voor de God de Vader (zie gelijkenis vanaf vs. 33).

En de belofte die zijn leerlingen krijgen, is niet een soort eindeloos krediet bij de Vader. Dat je alles kunt vragen en dan ook alles krijgt wat je voor jezelf nodig meent te hebben, als je maar gelooft. Maar dat je alles krijgt wat je nodig hebt voor het volgen van Jezus. Want dat is dit 'geloven in Jezus: Hem vertrouwen en Hem volgen.'
De hogepriesters en schriftgeleerden geloofden het niet. En ze hielden de tempel voor zichzelf. En de andere inwoners van Jeruzalem gaan al gauw weer over tot de orde van de dag.
En Jezus’ leerlingen denken misschien ook wel dat Jeruzalem altijd zo zal blijven als het is. De eeuwige stad. In Mat. 24 kun je lezen hoe ze nog van de geweldige afmetingen van de tempel onder de indruk zijn (Kotel) [1]. Jezus zegt hun dan dat er geen steen op de andere zal blijven staan.
En dat betekent die vreemde berg in zee in de belofte van de Heer Jezus.

‘Die berg’ is ‘deze berg’, de tempelberg. De Heer Jezus zegt tegen hen: je kunt de indruk krijgen dat er nooit iets verandert in de eeuwige stad Jeruzalem. Ze lijkt voor altijd de tempelstad. Maar ik verzeker je mijn Koninkrijk zal komen en mijn nieuwe Jeruzalem ook. En ook jullie zullen aan de komst van het Koninkrijk meewerken. Als je gelooft dat ik de beloofde Messias bent, zal ik op jullie gebed deze tempelberg in zee gooien. En op jullie gebed ‘uw koninkrijk kome’ zul je zien dat het nieuwe Jeruzalem zal komen. In dat ‘als je maar gelooft’ gaat het niet om de kracht van ons eigen geloof, maar om de macht van de Heer in wie wij geloven. Niemand kan Hem en zijn Koninkrijk tegenhouden. Zijn Koninkrijk komt! Dat staat vast.

Biddag 2009… We mogen alles van onze Vader vragen, Hij wil voor ons zorgen. Maar het belangrijkste dat Hij ons wil geven is: zijn Koninkrijk als gevolg van het werk van zijn Zoon. Laten wij wat wij van onze God en Vader willen vragen voor ons dagelijkse leven hier, afmeten aan het belang dat het heeft voor de komst van het Koninkrijk. Net zoals Jezus zijn Zoon, daar ook alles voor over had. Ik hoef geen ingehouden verwachting te hebben, ik moet alleen het juiste verwachten. Zoek eerst het Koninkrijk…In het kader van dat geloof mag je alles verwachten. En dat is veel meer dan wij vaak voor onszelf menen nodig te hebben.

Uw Koninkrijk kome… Amen.