vrijdag 6 augustus 2010

Leven in de Leegte? (1): Wanneer is God erbij?


Preek Genesis 17 

‘De Geest was hier niet!`
Het was een middagdienst op een gewone zondag in het jaar.
Ik stond voor een goedgevulde kerkzaal. Vanaf mijn plek – de preekstoel- kon ik de mensen goed zien. Hun gezichten leken me wel geïnteresseerd toe, of was het toch routine? Je kunt het nooit met zekerheid zeggen. Je vergist je daar zomaar in. In ieder geval deed ik mijn uiterste best om mijn luisteraars te bereiken die middag.
Zij had de hele dienst boven bij het orgel gezeten. Ze zat er wat gelaten bij en leek mij er wat droevig uit te zien. Of vergiste ik me ook daarin? Maar nee!, ik had het goed gezien. Ná de dienst kwam ze naar me toe, keek me ernstig aan en zei: ik ‘de Geest was hier niet vanmiddag!”
Ik schrok, was het zó erg! Hadden we niet gezongen, uit de Bijbel gelezen en had ik daar geen preek over gehouden? Ongewild wordt het toch een beetje jouw dienst. Dus trok ik het me aan: ‘de Geest is hier niet!’ Had ik God zo slecht vertegenwoordigd die middag?
Maar ze had het natuurlijk niet alleen over mij. Ze bedoelde het geheel.
Toegegeven, het was een doorsneedienst geweest, geen bijzonderheden: zegen, bidden, zingen, lezen en luisteren. En ik kende haar als een gelovige zus in de Heer: doorgaans nam ik heel serieus wat ze zei. En ik dacht onzeker bij mezelf: Had het dan toch anders gemoeten…? Waren we samen niet geïnspireerd genoeg geweest?

Sinds die dag is het me wel vaker gezegd: ‘de Geest is hier niet!” Ook wel  omgekeerd: ‘Ik kon voelen dat de Geest er bij was…’
Beide opmerkingen maken me onzeker. Dat brengt me op de vraag van vanmorgen: ik hoe kun je eigenlijk weten dat de Geest –laat ik zeggen ‘God’- erbij is? (2X)
Eigenlijk stel je dan breder de vraag: ‘Hoe gaat God eigenlijk met ons mensen om?’ Laat Hij ons soms ineens alleen?
Er zijn bijbelse voorbeelden van te noemen dat de Here afstand neemt van zijn volk. Over de tijd dat Samuël nog jong was lezen we: ik “Er klonken in die tijd zelden woorden van de HEER en er braken geen visioenen door. (1Sa 3:1 NBV)”
Aan het einde van de regeringsperiode van Saul kunnen we lezen:  6 Hij raadpleegde de HEER, maar de HEER gaf geen antwoord: noch in dromen, noch door middel van orakelstenen, noch bij monde van profeten. (1Sa 28:6 NBV)
Je krijgt de indruk dat de Here resoluut afstand kan nemen van wat wij mensen doen. Ook als ze bij zijn volk horen. En dan lijkt Hij er niet meer bij betrokken te willen worden. Je vraagt je af: zou Hij dat tegenwoordig nog doen en merken sommigen van ons dat dan? Is Hij er, als wij niet betrokken genoeg met Hem omgaan, Zelf niet meer bij?
Maar dan moet je eerst de veel algemenere vraag beantwoorden: ‘Hoe gaat de Here eigenlijk met ons mensen om. Daarvan krijgen we een goede indruk in het leven van Abraham.

Abraham
De Here noemt Abraham zijn vriend (Jes 41,8). En we weten van Abraham dat Hij bij tijden een groot vertrouwen (dat is geloof!) in de Heer toont. Hij is uit zijn vaderland vertrokken op reis naar een onzekere toekomst alleen om wat de Here hem zei: ‘'Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het land dat ik je zal wijzen. (Gen 12:1 NBV). Zelfs wij in de 21e eeuw met al onze reis- en communicatie-mogelijkheden, zouden van zo’n opdracht helemaal stil worden. Alles achterlaten om God te volgen. Abram doet het! Hij gelooft God als die hem een land, een groot volk als nageslacht en zijn zegen beloofd. Wat een reactie! Wat een geloof!
God zal wel dicht bij Abram zijn!, denk je dan. Hij toont immers zo’n vertrouwen in Hem. En ik denk dat je dit inderdaad mag zeggen. God zal wel dicht bij Abram zijn. Je merkt hoe Gods zegen met Hem meereist.

En toch wil dat niet zeggen dat Abram zich steeds van Gods aanwezigheid bewust is en geen enkele twijfel kent. Soms is Hij het vertrouwen in God zelfs helemaal kwijt. Hij zegt dat dan ook gewoon tegen God, op het moment dat God tegen Hem spreekt. Het is misschien al wel tien jaar later als God zegt: 'Wees niet bang, Abram: ikzelf zal jou als een schild beschermen. Je loon zal vorstelijk zijn.' Het zal je gezegd worden. Toch zegt Abram dan
 2 'HEER, mijn God,' (…) 'wat voor zin heeft het mij te belonen? Ik zal kinderloos sterven, en alles wat ik bezit zal het eigendom worden van Eliëzer uit Damascus. 3 U hebt mij immers geen nakomelingen gegeven; daarom zal een van mijn dienaren mijn erfgenaam worden.' (Gen 15:1-3 NBV)
Goed, er is misschien wel tien jaar verlopen sinds de eerste belofte, maar toch nu net op dit moment spreekt de Here hem moed in. Maar Abram kan het toch niet meer geloven. Wat doet de Here dan bij zoveel ongeloof? Keert Hij zich van Abram af? Nee, integendeel, de Here draait zich nog meer naar Hem toe –slaat a.h.w. een arm om zijn schouders- en spreekt Hem opnieuw op indrukwekkende manier moed in:  'Kijk eens naar de hemel,' zei hij, 'en tel de sterren, als je dat kunt.' En hij verzekerde hem: 'Zo zal het ook zijn met jouw nakomelingen.' (Gen 15:5 NBV)
Dat is genoeg, dan vindt Abram zijn vertrouwen –zijn geloof- in God weer terug.

Maar niet voor altijd…||
In het hoofdstuk er na lees je al hoe Abram en Sarai hun vertrouwen in Gods belofte alweer helemaal kwijt zijn. Ze geloven er niet meer in en Sarai verzint –praktische vrouw die ze is- een oplossing. Je denkt eerst even dit is een oplossing in sfeer van: ‘een beetje van de Here en een beetje van ons zelf’.
En soort eigen interpretatie van Gods belofte. Maar als je goed leest heeft Saraï de overtuiging: de Here houdt mijn moederschoot gesloten (16,2), laten we het zelf maar oplossen: je moest maar eens met mijn slavin naar bed gaan. Zij gelooft er niet meer in en Abram volgt haar daarin.
Je zou kunnen zeggen, het lijkt dat de Here het plan B dat Sarai en Abram bedacht hebben, volgt. Hagar, de slavin wordt zwanger, en Ismaël wordt geboren. Het geeft wat moeite in verhouding tussen Hagar en Saraï, maar je krijgt de indruk dat De Here er zijn goedkeuring aan geeft. Als Hagar voor Sarai op de vlucht slaat, stuurt de Here haar zelfs terug. Dertien jaren gaan voorbij, zonder dat de Here iets doet en je denkt Hij gaat er inderdaad in mee

Verbond met Abraham
Maar dan, dertien jaar later spreekt de Here Abram ineens wéér aan. Je denkt even: dit is een herhaling van zetten. Dit wéten we allemaal al. En dat is ook zo, maar we weten van Abram en Sarai dat zij er al niet meer zo in geloofden en er hun eigen draai aan gegeven hadden. Eindelijk reageert de Here op hun ongeloof, en die reactie leert ons veel over de Here (ook als het om onze vraag gaat). Laten we eens meelezen
De Here herhaalt zorgvuldig zijn oorspronkelijke belofte aan Abram, Hij doet er zelfs nog een schepje bovenop. ik zal je veel, heel veel nakomelingen geven.' (Gen 17:2 NBV) en  'Ik doe jou deze belofte: je zult de stamvader worden van een menigte volken. (Gen 17:4 NBV). Hij verandert zelfs Abrams naam, zodat die het nooit kan vergeten: Abraham, vader van vele volken [5]
En de Here blijft het maar herhalen… denk Hij soms dat Abram dat nodig heeft? Dit is  een eeuwigdurend verbond [7], kortom God verandert niet meer van gedachten. En dan bindt Hij Abraham op het hart dat Hij zich aan dit verbond – zo je wilt deze afspraak- met de Here moet houden. Abraham, zijn hele mannelijke familie en ook zijn nakomelingen moeten het (lit)teken van het verbond in hun lichaam meedragen. Eenmaal ik besneden dragen zij een onuitwisbaar merk van Gods belofte mee. Elke dag worden zij er in het vervolg aan herinnerd: De Here heeft een verbond met ons.
Ook 25 jaren na de eerste belofte blijft de Here zijn plan trouw. Hij hoeft niet voor een plan B te gaan, omdat Sara inmiddels te oud is en het allemaal niet meer zou kunnen. De Here is immers God de Ontzagwekkende [2]. En als Abram, inmiddels Abraham, er helemaal niets van gelooft en de Here eigenlijk uitlacht [17] ik en Hem fijntjes Ismaël nog eens onder zijn aandacht brengt –hij was denk ik zeer aan Ismaël gehecht geraakt- zegt de Here hem heel beslist: 'Nee, je vrouw Sara zal je een zoon baren, die je Isaak moet noemen, en met hem zal ik mijn verbond voortzetten. (Gen 17:19 NBV)

Het lijkt alsof de Here er plezier in heeft om het Abraham nog eens goed onder zijn neus te wrijven dat hij het niet geloven kon: Hij moet zijn zoon Isaak noemen dat betekent: ‘Hij heeft gelachen!” Zijn hele verdere leven wordt Abraham aan zijn reactie op Gods woorden herinnert.

Conclusie
Welke conclusie kun je uit deze geschiedenis trekken.
God ziet anders dan wij dat doen. Abram zag –ondanks zijn soms indrukwekkende geloof (vertrouwen) in de Here toch vaak niet meer dan zijn eigen leven en dus zijn eigen gezin: Sara en ik krijgen maar geen zoon. Wát de Here hem ook belooft. ik Maar de Here is bezig met zijn plan voor de hele wereld, niet alleen met Abrahams gezin. Via Abraham zal Hij zijn hele schepping redden. Via Abraham komt er het volk van God. Via Abraham komt Jezus Christus, weten wij nu. Maar dat kan Abraham helemaal niet overzien,. Hij ziet vooral zijn eigen gezin. Maar al merkt Abraham er tijden lang -25 jaar!- maar weinig van en verliest hij regelmatig het vertrouwen, de Here gaat vastbesloten verder met zijn plan. Dat laat Hij niet van het geloof van Abram afhangen. En zo gaat Hij ook nog steeds met ons om.

Wij verliezen het overzicht ook weer snel. Een kerkdienst is een ontmoeting van Gods volk met hun Vader, God, en hun Koning, de Heer Jezus Christus. Wij zijn vrije mensen, door de Heer Jezus verlost om bij God te horen.
Wij horen al bij het nieuwe Koninkrijk met al zijn priviliges. Iedere kerkdienst is een voorproefje van ons leven in dat Koninkrijk. In een kerkdienst raken –als het goed is- hemel en aarde elkaar. Zo zal het straks altijd zijn. Geweldig als je dat beseft. Maar in onze ervaring kan zo’n kerkdienst toch weer veranderen in een plicht voor God die we wel doen maar niet harte. Net alsof we er punten mee kunnen verdienen. En we ons niet permitteren willen er punten mee te verliezen. Maar echt gemotiveerd zijn we natuurlijk niet. We zitten hier omdat het moet. Het gaat ons om de punten.
En een broer of zus in de Heer die dat van ons voelt zegt misschien: ‘ de Geest’ was er niet bij vanmorgen. Maar dat geldt dan alleen voor ons. Onze geest was er niet bij. Van Abraham leren dat God zijn plan niet van onze motivatie en van de grootte van ons geloof laat afhangen. En dat leren we ook van de Heer Jezus. Daarvoor is er teveel betaald door zijn eigen Zoon.
Onze geest is er misschien niet altijd bij,en dat kun je soms merken, maar de Heilige Geest is wel bij, ook als wij het niet voelen. Dat wij hier zijn: de bijbel openen, samen bidden, Hem samen loven, - hoe gebrekkig ook- is juist een bewijs dat de Geest hier is. Zonder Hem zouden wij dat nooit gedaan hebben.
ik Wij zijn hier aanwezig omdat de Geest hier is.

We moeten niet teveel op ons gevoel afgaan. Dat wil onze tijd wel.
Maar ik 9 Niets is zo onbetrouwbaar als het hart, onverbeterlijk is het, wie zal het kennen? (Jer 17:9 NBV)

Jaren geleden, raakte een zuster in mijn gemeente –een andere!- ineens haar besef van God kwijt. Van de één op de andere dag. En wat ik in de weken daarna ook tegen haar zei en hoe we ook baden, niets kon die overtuiging veranderen. Gods was er voor haar eenvoudig niet meer. Tot de medicijnen begonnen te werken, toen was Hij er voor haar gevoel ineens weer helemaal.
Broers en zussen, wat ik ook nog wil zeggen. Wij zijn kwetsbare mensen, ons gevoel is soms gewoon beschadigt of zelfs ziek. Dat kan dan ons niet echt goed vertellen of de Geest hier wel is.

Laten we niet teveel alleen op ons gevoel afgaan? Ons hoofd, ons hart en onze ziel horen bij elkaar. Als Abrahams hart het laat afweten herinnert de Here aan zijn belofte en doet via zijn hoofd een beroep op zijn hart. En die belofte zet zijn hart weer in vuur een vlam.

Elke zondag brengt de Geest ons samen rondom het woord van God.
En op allerlei manieren komen Gods grote daden en dus ook zijn beloften weer voorbij. Hij wil ons ermee bemoedigen zoals Hij ooit Abraham bemoedigde.
Wij met ons vaak nog zo kleine kwetsbare geloof hebben dat nodig.
Of de Geest hier is hangt niet van ons geloof af. Gelukkig niet
Zou ons geloof ooit groot genoeg kunnen zodat de Geest hier daarom zou komen?

Wij kunnen het gevoel hebben dat wij in een leegte wonen, waar de Geest misschien wel wil komen als wij maar genoeg in Hem geloven. En als wij dat geloof dan maar genoeg tonen komt de Geest er ook bij. Nee zo is het niet (2x). Lees Romeinen. God heeft al voor ons gekozen toen wij nog helemaal niet geloofden. Hij is al in onze wereld, het Koninkrijk is al aan het komen. Ook als wij dat nog niet kunnen voelen! Ons gevoel zegt daar niet alles over.

Een pleidooi voor ongemotiveerde kerkdiensten?
Zeker niet: God verdient het beste dat wij hebben.
Maar ook als wij dat nog niet kunnen bieden blijft Hij ons trouw.
Gelukkig wel. We mogen bij zijn Koninkrijk horen.
God geve ons dat wij dit steeds meer gaan ervaren.
Amen.



A.s. zondagmorgen komt in de kerkdienst de vraag aan de orde: 'wanneer je mag verwachten dat God in een kerkdienst aanwezig is?' Soms vragen mensen zich dat hardop af: 'Is de Geest hier wel?"Wanneer is God erbij en wanneer niet? Heeft Samuël ons daar iets over te zeggen, Saul? of misschien Abraham?

De dienst
1. Zingen: B 61 'Heer onze God hoe heerlijk is uw naam" 




Gez. 457 Heilig, heilig, heilig? 
2. Stil gebed, Votum, Zegengroet 
3. Zingen: Ps. 100, 1-4 Juicht Gode toe, bazuint en zingt 
4. Bemoediging: Rom.8,22-30 Dubbelgebod 
5. Zingen: Ps. 116,1-3 God heb ik lief want die getrouwe Heer 
6. Kinderlied: B 212 'k Stel mijn vertrouwen op de Heer mijn God 
7. Gebed 
8. Lezen: Gen 12,1-5; Gen 15, 1-5; Gen 17 
10. Preek 
11. Zingen: B 93 Heer U doorgrondt en kent mij 
12. Gebed
13. Collecte 
14. Zingen: B. 58 Groot is uw trouw o Heer 
15. Zegen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten