zondag 13 november 2011

Rom. 6,1-11 - Gods uitweg...


Doop: Elin Guineau & Marit Vos beluister

Verwarrend
In ons gezin is het een wat vreemde zondag, deze zondag.
Annet is op bezoek bij mijn zwager en schoonzus, want zij laten zich vanmorgen dopen. Voor hen een groot feest, zo lieten ze ons weten. En ik mocht vanmorgen Elin en Marit dopen. Voor ons een groot feest.
Zo, zullen jullie misschien zeggen, twee volwassen familieleden én twee kinderen hier in de gemeente dat is dan dubbel feest deze zondag in jullie gezin!
Nou, wij zijn er ook een beetje verlegen mee, want we vermoeden dat zij, mijn zwager en schoonzus, van de doop van deze kinderen zullen zeggen: ‘nou hebben ze het wéér gedaan!” “Waarom eigenlijk?” Want, zo moeten jullie weten, zij wáren al gedoopt, maar laten zich nu toch nog dopen. Ik ga er vanuit dat zij dat doen omdat ze hun eerste doop niet voldoende of nog waarschijnlijker: niet juist vinden. En dat is meer verwarrend dan feestelijk.
Een verwarring die niet tot ons gezin beperkt blijft, weet ik. Het is niet de eerste keer dat wij het in onze omgeving meemaken, eerder waren het vrienden en kennissen. En zo, weet ik en denk ik, een aantal van jullie hebben dit ook al, soms meerder keren, meegemaakt: familie en kennissen die zich dan later écht laten dopen. Dit komt onder gelovige christenen tegenwoordig zó regelmatig voor dat je rustig kunt zeggen dat het een trend aan het worden is. Het lijkt wel of de één na de ander ontdekt hoe het wél moet en zich alsnog (wéér zeggen wij) laten dopen. En dat kun je soms ook horen zeggen als je er bij bent in zo’n doopdienst: die doop als kind was niet terecht.

Je doop als kind komt zo in een wat twijfelachtig licht te staan. Van: zo hoort het toch eigenlijk niet! Je wilt blij zijn voor je zwager en schoonzus, maar als je dat doet betekent dat tegelijk dat je eigen doop eigenlijk niet juist is. Dat maakt het vooral verwarrend vanmorgen!
In het licht van je eigen doop als kind, hoef je dit –die geloofsdoop van mijn zwager en schoonzus- niet als feestelijk te beleven, maar het is dáár vanmorgen vast wel groot feest in die gemeente. Het ziet er wel heel feestelijk uit. Ze zijn ongetwijfeld enthousiast, mijn zwager en schoonzus. Vol geloof en overtuiging, waarvan ze in hun nieuwe gemeente ook zullen getuigen. Vóór hun doop, zo is het daar de gewoonte. Vast heel mooi!
En dan gaan ze onder in het water en komen weer boven: helemaal nat en gelukkig. Dat belééf je ook als een nieuw begin. Daar hangt de sfeer omheen van ‘op reis gaan’. Een sfeer van verwachting. Je hebt er tijden over nagedacht, veel informatie verzameld. En alles bij elkaar ben je er van overtuigd geraakt dat dít de reis van je leven gaat worden. En nu is het dan zover: je staat op het perron van het station. En dáár staat een gouden trein, de deuren al open. Vandaag ga je de stap zetten. Jij stapt óók aan boord, de deuren sluiten en je gaat op reis een nieuwe toekomst tegemoet. […]. Voel je de verwachting? Je ziet dat vanmorgen zeker in die dienst terug.
Ja en hoe feestelijk ook, dat is bij ons toch wel anders hè. Vertederend hoor die babies, maar nog geen geloofsgetuigenis, geen zichtbare ervaring en enthousiasme bij hen. Dat moet allemaal nog blijken. Het is allemaal nog zo pril! Zo kwetsbaar. Veel beloften, hoop en verwachtingen. Maar je ziet er nog niet zoveel van. Dat beleef je toch anders. Vanmorgen wil ik op zoek naar bijbels licht over deze verwarring
en dat brengt me bij Rom 6.

Exodus
Nu lijkt het erop, zo op het eerste gezicht als je dit zo leest, dat dit gedeelte de nieuwe trend bevestigd. De doop waarover Paulus schrijft, lijkt typisch een doop door onderdompeling. En in onze beleving is dat de vorm die met de geloofsdoop verbonden is.
Maar als je de vraag waarmee hij dit briefgedeelte begint tot je door laat dringen –een vreemde vraag- moeten (we) blijven zondigen om de genade te laten toenemen? (Rom 6:1 NBV), wordt er een andere kant van de tekst zichtbaar. Met de vraag wordt bedoeld, is het hoe meer zonde, des te meer genade? Maar wie vraagt nou zoiets?
In het hoofdstuk hiervoor had Paulus geschreven, dat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren (Rom 5:8 NBV). Jullie werden al door de Heer Jezus gered, toen jullie nog niet geloofden. Mensen die nog zondaars zijn worden al gered! Sommigen reageren daar misschien op met de opmerking: 'als dat zo is dan kun je maar raak zondigen. Hoe meer zonde des te meer genade. Lekker goedkoop zo.' Achter die vraag zit natuurlijk afkeuring: 'zo gemakkelijk kan het niet zijn'. Maar Paulus is heel stellig: zo is het absoluut niet. Zo moet je niet God omgaan! Na je redding mag je dat niet meer. En als je je dan realiseert aan wie hij dat schrijft: ‘wij (hij sluit zichzelf er bij in), die gedoopt zijn in Jezus’. (3)
Gedoopte mensen die de gedachte verleidelijk zouden kunnen vinden dat God je wel alles moet vergeven! Alsof je ze ná hun doop nog moet uitleggen wat die doop betekent. Waarom weten ze dat niet! Waarom voelt Paulus de behoefte om ze tegen die misvatting te beschermen? Ze hebben toch bewust voor deze stap gekozen? Dan mag je toch verwachten dat ze weten wat dit inhoud! Nou?

En als Paulus dan even verder het woord ‘slaven’ (6) gaat gebruiken, voor de mensen die maar blijven zondigen omdat ze denken dat God het ze toch wel vergeeft, dan begrijp je dat Paulus denkt aan het volk Israël in Egypte. Hij gebruikt die periode uit de geschiedenis van het volk van God om duidelijk te maken dat er inderdaad tijden waren dat het volk helemaal vast zat in hun ellende en daar niet aan konden veranderen. Logisch ze waren slaven van de Farao en moesten wel doen wat hij zei. Zo is dat met slaven! Maar, zo benadrukt Paulus, zo is het nu niet meer, 'wij zijn geen slaven meer van de zonde (7)', zoals zij het toen waren van Farao.
Paulus wijst hier terug naar de Exodus, de uittocht van het volk Israël uit Egypte, en gebruikt dat als voorbeeld voor de doop, de bevrijding van de christenen nu. Dopen is gered worden zoals het volk gered werd door de Rietzee heen. Twee hoge muren water, waar zij doorheen mochten wandelen en zo veilig aan de andere kant kwamen.
Petrus maakt ook zo’n verbinding tussen de doop en één van de grote reddingen van God: die van het gezin van Noach tijdens de zondvloed (1 Pet 3,20-21).
De doop is in het schrijven van Paulus en Petrus, dus veel meer verbonden met 'redding' dan met 'geloof en overtuiging' (2x). De doop heeft veel meer te maken met 'wat God doet: door God naar de andere kant geholpen worden', dan met 'wat mensen doen: uit overtuiging achter Jezus aan in een nieuw leven stappen'. Laat ik dat eens uitleggen!

Overgezet worden

Laat ik beginnen met een belevenis. In 2006 fietsten Wim, mijn zoon, en ik van Barneveld naar Niezijl in Groningen. Vroeg vertrokken kwamen we in het begin van de middag bij Zwolle aan .Vlak boven Zwolle kwam de NAP route abrupt tot een einde. Ineens stonden we aan de oever van de Vecht. Rechts naast het doodgelopen fietspad stond een paal met een bel. Daarop een vrijwel weggerot bord met daarop ‘bellen voor veer’. Aan de overkant zag de steiger er zo vervallen uit, dat we niet dachten die nog gebruikt werd. We gaven een slinger aan de bel, maar zonder veel hoop. En ook maar één keer, anders zou de paal vast doormidden gebroken zijn. Toen de bel was uitgeklonken, gebeurde er niets. We hadden net besloten terug te fietsen, toen zich van de overkant een oude, roestige, roeiboot losmaakte voortgeboomd door een kromme, broze, in onze ogen hoogbejaarde man. Langzaam kwam hij in onze richting. Toen hij ons zag, keek hij verstoord. Eenmaal in gesprek bleek hij de bel niet helemaal gehoord te hebben en was hij op weg om boodschappen te doen. Maar hij was wel de veerman! Hij vervoerde eigenlijk geen fietsen meer, zei hij. Maar voor ons maakte hij een uitzondering. Even langzaam boomde hij ons met fietsen en bagage naar de overkant, waar we voorzichtig op de oude vergane steiger stapten. Prijs: 50 ct. We hebben hem maar wat meer gegeven. Zo’n uitweg hadden wij nooit kunnen bedenken.

Zo was het ook voor het volk Israël. Ineens konden ze niet verder. Vóór hen de Rietzee, achter hen het leger van Farao. Reddeloos in de val. Dat dachten ze zelf ook. Maar wonderlijk genoeg komt er wél redding. De Here God maakt voor hen een weg waar je normaal niet kunt gaan: dwars door de zee. Nu net waar je het niet verwacht. Letterlijk een uit-weg! Ex-odus. En ze komen droog en veilig aan de overkant. Hun vijanden moeten aan de andere oever blijven en als ze toch proberen over te steken, komen ze om in het zeewater. Want de Here hield het pad voor hen niet open. Na die dag is hun slavenbestaan in Egypte definitief afgelopen. Ze zijn op nieuw terrein.
Kijk goed wat er gebeurt: het volk Israël besluit niet de Here te volgen en gaat daarna bewust door de Rietzee, maar het volk komt in nood en wordt keer op keer door de HEER gered op manieren die zij niet hadden kunnen bedenken. Gedachte: niet wij gaan op weg, maar het komt op onze weg: zowel de nood als onze redding. En de Here helpt ons verder. De Here zet ons over We komen in nood, zien geen uitweg, maar de Here geeft er toch één. Een redding die wij niet hadden kunnen bedenken en die er al was voordat zij er om begonnen te vragen: Gedachte: de reis begint bij God nog voordat ik er een mening over had. Niet 'wij gaan op weg, maar': 'het komt op onze weg'. Zij kwamen genade tegen… doordat Christus voor ons gestorven is toen wij nog zondaars waren (Rom 5:8 NBV)

En zo beschrijft Paulus het ook weer in zijn brief aan de Romeinen. We worden gered – door Christus- nog voordat we beseffen dat we redding nodig hebben en zonder dat we kunnen overzien wat het nu helemaal inhoudt. Er is nog helemaal geen verwachting, er is nog helemaal geen besluit. Als Christus ons redt is er nog geen geloofsovertuiging, blij enthousiasme of een ferm getuigenis.
We beginnen onze reis met de Heer kwetsbaar en klein en zonder dat we overzien wat er gebeurt. Als we aan het uiteinde van een doodlopende weg staan, komt onze veerman Jezus ons redden en brengt ons naar de overkant. Dat zie je in de doop. Nog voordat we om hulp gebeld hebben, worden we gered, gedoopt. En één geworden met onze Heer Jezus Christus sterven met Hem en staan we met Hem op in een heel nieuw leven. Dat betekent de doop

Ja maar…
Er moet toch tenminste een begin van geloof, van besef zijn? Nee, dat lees je in alles bij Paulus terug. Je wordt al door Christus gered, voordat je het beseffen kunt. Je wordt al gedoopt voordat je snapt wat het inhoudt. En Paulus waarschuwt zijn dopelingen hier achteraf: 'jullie beseffen toch wel wat er gebeurd is'. Met jullie doop zijn jullie gered. Jullie wonen niet langer in het land waar je slaaf van de zonde bent, je bent een nieuw leven begonnen. Verbonden en samen met je Heer Christus Jezus in zijn Koninkrijk.
Dat kwam vanmorgen eigenlijk zomaar op de weg van Elin en Marit. En onderweg wordt ze straks langzaamaan duidelijk wat hen overkomen is.

Wat mijn zwager en schoonzus gebeurt vanmorgen, is op zich een mooie gedachte. Zelf met God op weg willen is mooi… een besef dat tintelt van verwachting en overtuiging. Hun overtuiging wordt feestelijk zichtbaar, vanmorgen, daarvan ben ik overtuigd.
Maar wat Elin en Marit hier vanmorgen overkomt is nog mooier. Want dit komt van Gód. God gaat met hen onderweg. In hun doop stierf hun zonde met de Heer Jezus Christus en stonden zij nu al op in een nieuw, hoopvol, leven. In hun doop is God aan het werk: Hij geeft hen een nieuwe status. Dat is nog veel mooier: God aan het werk zien. We hoeven zijn liefde niet te verdienen. Vanmorgen liet Hij het ons zien. Zelfs ons kleine, kwetsbaarheid is voor Hem geen belemmering.
Op de vragen die sommigen ons stellen: jullie hebben het wéér gedaan, waarom eigenlijk? Kunnen we met Paulus zeggen: 'God heeft het weer gedaan, waarom?' Omdat Hij onvoorwaardelijk van ons houdt. We hebben vanmorgen de doop van Elin en Marit gezien, We hebben vanmorgen opnieuw de exodus gezien. Dat is een geweldig besef! 

Amen

woensdag 2 november 2011

Er blijft altijd iets te danken over - Hab. 3,17-19 Dankdag 2011



Contrast beluister

“O Heer wij danken U van harte
voor nooddruft en voor overvloed
Waar menig mens eet 't brood der smarte
hebt Gij ons mild en wel gevoed
Doch geef dat onze ziele niet aan dit vergank'lijk leven kleve
maar alles doen wat Gij gebiedt
en eind'lijk eeuwig bij U leve.
Amen”


Een oud tafelgebed dat ik vandaag in de krant zag staan.
Het is mij heel vertrouwd, ik heb het mijn moeder vaak horen bidden.
Hoewel ik het pas vandaag voor het eerst helemaal begreep (nooddruft...)

Dit gebed én mijn moeder, dank én rouw. Dat vat voor mij persoonlijk dit jaar wel samen. Contrast! Voor onze gemeente was het ook zo’n jaar. 2011 is voor ons gemeente vooral het jaar van Het Feest van Genade én van het overlijden Rachel geworden. Niet dat er geen andere zieken waren en zijn: Lieke, Melia, Lize, Arnold, Arie, Barbara, Emil, Ida, Jordy … ga zo maar door en dan al die anderen die er zijn… Niet dat er geen andere vreugde was: een heel stel ouders hier hebben het vorstelijke feest van het huwelijk van hun kind meegemaakt.
Maar het gaat me om het contrast: grote vreugde afgewisseld met diep verdriet.

Met Dankdag vind ik dat wel spannend. Hoe gaan wij daar dit jaar -waarin het contrast zo groot is gebleken- vorm aan geven? Hoe past het verdriet om Rachel bij de vreugde om het Feest van Genade? Om maar twee dingen te noemen. Kun je helemaal van harte dankbaar zijn of zit er altijd wel een rouwrand omheen?
Je zou zeggen: dat betekent dus danken met gemengde gevoelens. En als we eerlijk naar ons leven kijken is die mix er altijd! Dat wordt me dit jaar helder duidelijk en jullie waarschijnlijk ook. En het is goed om ons dat deze Dankdag te realiseren.
Deze schepping is prooi aan de zinloosheid, staat er in Rom. 8,20. En dat maak je zelf ook volop mee. Grote en kleine rampen in onze levens én die van anderen. En dat heeft ons geraakt, dit jaar. Fel en diep als het ons eigen leven betrof, verdrietig en dof als het wat verder weg is, in je omgeving is. Ja, we lijden ook met de anderen mee. Zo is dat geworden als je met anderen samenleeft.
En dan is er nog het grote lijden in de wereld: de Tsunami in Japan, Honger in de Hoorn van Afrika, een gewelddadige lente in de Arabische wereld, aardbevingen en overstromingen. Vervolgde christenen in de gevangenis, anderen vermoord. Ik zal jullie eerlijk zeggen: ik weet soms niet goed hoe ik daarmee om moet gaan! Mijn gebed stompt af, al zoveel gebeden. Het één is voorbij en er is alweer iets anders. In mijn gevoelswereld past het er soms gewoon niet meer bij. Wat blijft is een soort doffe verlegenheid…ik zou…

‘Ja’, zeggen we dan: 'je kunt het leed van de hele wereld niet op je nemen.' En dat is waar. Dat kan niet! Dat kunnen wij niet. Dat kán alleen onze Heer.
Maar je kunt het ook niet wegdrukken zonder een vreemde voor jezelf te worden. Je bent een christen: Gods Geest maakt barmhartigheid, medeleven, in je wakker. En dat maakt dat de nood van anderen aan je gaat trekken. Het trekt aan je, al kun je nog steeds je kiezen en niets mee te doen...
Dankdag vieren is een ingewikkelde zaak: zoveel emoties die dwars door elkaar lopen. Zeker voor ons hier in Nederland. Wij kunnen nooit zeggen, dat we wel wat anders aan ons hoofd hebben. Want wij zijn heel goed geïnformeerd via onze Massamedia en wij zijn héél rijk, zelfs de armsten onder ons. We hebben dus volop gelegenheid te helpen. Wij hier in Nederland horen -hoorde ik onlangs iemand zeggen- bij de 1% rijken van de wereld.


Een wereld vol tegenstellingen dus, maar toch wil ik danken. Want elke morgen gaat de zon weer op en wordt ik wakker in mijn eigen bed en is er eten, en kan ik werken. Als ik niet in mijn eigen bed sliep was dat mijn eigen keuze. En als ik 's morgens niet at, dan deed ik dat omdat ik geen zin had. Maar 't kon wel. Het was er allemaal. En ik kon kleren kopen en nog een hele boel meer...
Na de begrafenis van Rachel aten we een broodje met de familie- het leven gaat door zeiden we toen tegen elkaar, op de avond van 16 oktober - de sterfdag van mijn moeder- hebben we gegeten in de kamer naast mijn moeder. Het leven gaat door.
Ook in onze grote rampen bleef God voor al het andere zorgen dat we nodig hebben. Hij laat altijd iets over om voor te danken. Toch wel…

Maar met lege handen?
Maar stel je nou eens voor dat de Eurocrisis verder uit de hand loopt. En het ook bij ons helemaal fout gaat. Stel je voor dat er zelfs weer honger komt. Onvoorstelbaar! Ja echt, onvoorstelbaar?
Er zijn mensen lid van onze gemeente, die de hongerwinter hebben meegemaakt. 67 jaar geleden stierven twintigduizend Nederlanders van de honger. Ja maar dat is uitzonderlijk! Ja natuurlijk is dat uitzonderlijk: oorlog, een koude winter en een wraakzuchtige vijand. Uitzonderlijk, maar niet ondenkbaar.
Zou je de Here dán ook kunnen danken. Wanneer ook ‘al dat andere’ er niet meer is? 's Nachts geen verwarmd huis, 's morgens geen ontbijt en maar afwachten of je die dag te eten krijgt. De toekomst van je bedrijf is onzeker en je inkomsten zijn dat dus ook. Je vraagt je af hoe je je hypotheek moet betalen.
En over de verdere toekomst denk je maar helemaal niet na. Je leeft bij de dag.
De grote rampen dringen minder tot je door omdat al dit kleine je zo bezighoudt.
Sommigen onder ons maken dit al mee als het om hun gezondheid gaat. Je slaapt niet in je eigen bed, en het eten smaakt je niet, en je leeft bij de dag. Je kunt gewoon niet verder kijken.
Kun je de Here dan nog wèl danken?

Dat is wat de profeet Habakuk beschrijft
Al zou de vijgenboom niet bloeien, (geen zoete vijgenkoeken dat jaar)
en er geen opbrengst aan de wijnstokken zijn, (geen wijn aan tafel, druivenkoeken of krenten en rozijnen
de vrucht van de olijfboom teleurstellen; (weinig olie en dus geen nauwelijks licht)
al zouden de akkers geen spijs opleveren, (vrijwel niets meer te eten)
de schapen uit de kooi verdreven zijn (geen vlees, geen wol, geen schapenmelk/kaas)
en er geen runderen in de stallingen zijn, (Hab 3:17 NBG) (geen vlees, geen melk, geen trekdieren om het land te bewerken, geen mest).

Dat laatste maakt duidelijk dat er eigenlijk ook geen zicht meer is op de toekomst. Als je het land niet meer kunt bewerken, wat mag je dan nog verwachten voor je levensonderhoud in de toekomst.
Eerder in het boek Habakuk lezen we over de ramp die de goddeloze Chaldeeën over het land Israël zullen brengen. De profeet Habakuk begrijpt beslist niet dat de Heer zulke goddeloze geweldenaars gebruikt om zijn volk te straffen voor hun ongeloof. Het middel is erger dan de kwaal. En toch wordt de waarom-vraag en de hoelang nog? vraag, gesteld (aan het begin van het boek) juist omdat de profeet vertrouwen in God heeft. En in 2,4 staat: de rechtvaardige zal door vertrouwen (door geloof) leven. En hier –in H.3- tekent hij dat vertrouwen in zijn Heer verder uit…
‘Al had ik niets meer om van te leven’, Toch zal ik juichen voor de HEER, jubelen voor de God die mij redt. (Hab 3:18 NBV)
Al heb ik niets meer om van te leven, God zal me redden…, want zo staat Hij tegenover me. Redden door me weer te eten te geven? Misschien, zeker is dat op de lange termijn mijn leven veilig is bij God. Op déze aarde of anders op de nieuwe…
 De HEERE is zoals de zon die iedere dag weer opkomt, het ritme van ons leven, na iedere nacht kom er toch weer een nieuwe dag…
Want de HEERE is met ons. Bij de HEERE blijft er altijd iets te danken over… toch wel.

Andere belichting
Dat zet ons leven in een ander licht.
Dit jaar zijn er vreselijke en verdrietige dingen gebeurd en nóg gebeuren ze. Wereldwijd, in ons land, maar ook heel dichtbij in onze eigen gemeente en in onze eigen levens.
Toch bleef de Here voor de dagelijkse dingen zorgen: gezondheid, eten, een dak boven ons hoofd en meestal veel meer dan dat…
Maar de profeet Habakuk leert ons niets alleen maar dankbaar te zijn voor wat wij van God krijgen, maar voor Hem zelf. God geeft Zichzelf aan ons. Het gaat niet om de dingen, het gaat om God.
Paulus schrijft: Als God voor ons is, wie kan dan tegen ons zijn?
 32 Zal hij, die zijn eigen Zoon niet heeft gespaard, maar hem omwille van ons allen heeft prijsgegeven, ons met hem niet alles schenken?
(Rom 8:31-32 NBV)
Broers en zussen, dan kun je veel verliezen: een dierbare, je gezondheid en misschien zelfs je middelen van bestaan, als God mét ons is, dan hebben we zelfs dan nog steeds het belangrijkste over: De God die ons redt!
Dat besef maakt de profeet Habakuk, zelfs in heel moeilijke omstandigheden, sterk en vol levensmoed: God, de HEER, is mijn kracht, hij maakt mijn voeten snel als hinden, hij laat mij over mijn bergen gaan. (Hab 3:19 NBV)
Het kan moeilijk zijn onderweg, maar met de Here erbij kom ik toch goed terecht. Hij zet ons leven in een ander licht.

“O Heer wij danken U van harte
voor nooddruft en voor overvloed
Waar menig mens eet 't brood der smarte
hebt Gij ons mild en wel gevoed
Doch geef dat onze ziele niet aan dit vergank'lijk leven kleve
maar alles doen wat Gij gebiedt
en eind'lijk eeuwig bij U leve.
Amen.beluisterbeluister

maandag 10 oktober 2011

Ex 19,1-8 Een kleine geschiedenis van het Koninkrijk



NB Afbeeldingen waar in de preek naar verwezen wordt zijn in de presentatie hierboven terug te vinden


Preek: Een kleine geschiedenis van het Koninkrijk luisteren

Broers en zussen in Jezus Christus,

Steve Jobs
Deze krantenfoto is voor mij toch wel het plaatje van de afgelopen week.
Steve Jobs’, de directeur van Apple! Zijn overlijden bleek wereldnieuws, compleet met commentaar van de wereldleiders.
Of dit nu terecht is of niet, daar gaat het me nu niet om. Meer om de uitstraling. Steve Jobs wás iemand in de ogen van de wereldsamenleving. En dus zetten mensen zijn foto op het NASDAQ gebouw in New York.
Heel wat mensen reageerden cynisch op deze heiligenstatus van Jobs, moet hij nu zoveel aandacht krijgen? Wat heeft hij nou echt betekend. Er zijn wel belangrijker mensen te noemen in de wereldgeschiedenis!
Nou ja, hij vertegenwoordigde een bepaald deel van onze (westerse) wereld, die van de handige, mooi vormgegeven, tablets en smartphones, die van altijd je muziek, boeken, documenten en films bij je hebben en overal kunnen communiceren. Dat zegt wat in de wereld van vandaag. En dat zegt ook iets over de wereld van vandaag. En dat verklaart de uitstraling die zo iemand heeft: hij was een vormgever van onze huidige leven.
Mijn vraag is: wat heeft eigenlijk uitstraling in het Koninkrijk van God? Wat telt daar? Wie zou daar de aandacht krijgen? En waarom? We hebben eerder gezegd dat het Koninkrijk van God een geschiedenis kent die al in het OT begint. Misschien kun je uit de teksten over het Koninkrijk –dat is toch de bijbelse samenleving- afleiden wat uitstraling heeft in dit Koninkrijk? Laten we eens teruggaan naar de tekst die we gelezen hebbe: Exodus 19

Woestijn
Hier komen we voor het eerst het woord “koninkrijk’ tegen. Let wel…, in de woestijn. Niet aan het einde van de Richterentijd of bij Saul en David. Nee, al in de woestijn. En ook nog eens in combinatie met het woord ‘priesters’.
Een wonderlijke combinatie, die je direct op een heel ander spoor zet. Dit is duidelijk geen koninkrijk zoals de andere koninkrijken. Hier spreken niet de rijksgebouwen, het financiële hart van de stad -zoals het NASDAQ gebouw in New York- en de uitgestrekte, statige, groene, parken. Hier geen machtige legers met een roemrijke staat van dienst. Hier zelfs geen mooie infrastructuur, grote, brede, wegen waarover je door het hele land kunt. Maar woestijn! … een droge, dorre, rotsachtige, kale, vlakte met daarin een volk, te voet, achter hun God aan (overdag een wolkkolom, ‘s nacht een vuurzuil).
En dat moet dan een koninkrijk van priesters worden’’: een volk in de woestijn?. Want dat lezen we hier in vs 6 ‘Een koninkrijk van priesters zul je zijn’, zegt de HEER
Het is direct duidelijk dat er in dit koninkrijk heel andere waarden gelden, dan wij normaal zouden verwachten in de politiek. De gemiddelde tijdgenoot zou dit echt geen (potentieel) koninkrijk genoemd hebben, maar eerder een volk op de vlucht.

De tekst maakt duidelijk dat het koninkrijk waar de HEER op doelt -Hij is aan het woord- niet van zulke zaken afhangt. We begrijpen dat ‘de kinderen van Israël’(3), een koninkrijk van priesters zullen zijn, als ze nauwkeurig (zo staat het er in vs 5) luisteren naar de stem van de HEER en van hun kant het verbond bewaren.
En wat zegt de HEER dan? Waarnaar moeten ze zo goed luisteren? Nou ja, dat moet nog komen. De HEER zegt hen dit nl vlak voor Hij hen de Tien geboden vanaf de berg Sinaï laat horen. Daarover lezen we in Exodus 20. In  Ex. 19 lezen we immers dat ze net bij de Sinai zijn aangekomen.. 
De boodschap is duidelijk, dit is een ander type koninkrijk. Hier geen hoge muren om de grenzen te beschermen, geen militaire macht als garantie voor de veiligheid of afweerraketten als paraplu boven het land, geen goede internationale contacten waar je steun aan kunt ontlenen en ook geen groeiende economie als de kurk waarop het land drijft. Maar een volk dat de HEER gehoorzaam is en intens naar Hem luistert om te weten wat Hij wil. Zo begint de geschiedenis van Gods Koninkrijk in de Bijbel. In de woestijn.
Priesters
‘Koninkrijk van priesters’, wat zegt dat dan? Weten jullie wat het gekke is, op het moment dat de HEER dit tegen hen zegt, zijn er nog helemaal geen priesters aangesteld. Dat gebeurt pas aan het einde van dit hoofdstuk. Dus de priesters van Israël, zoals wij die kennen uit de Bijbel, kunnen hier nog niet het voorbeeld zijn.
Die priesters, zoals Aäron en zijn zonen, waren een soort religieuze specialisten. Zij kenden de Torah, de wet van God, uit hun hoofd. Zij wisten dus alles van de offers, kenden de verschillende soorten en wisten bij welke gelegenheid ze gebracht moesten worden. Dat moesten zij doen. Ze waren, méér dan hun volksgenoten aan de HEER toegewijd. Maar, zoals ik al zei, die komen pas later. De priesters die hier genoemd worden zijn alle Israëlieten en vallen niet op door hun kennis van religie, van de wet en van de offers. Het is goed dat wij ons dat hier realiseren. De latere priesters zijn hier het voorbeeld niet voor het ‘koninkrijk van priesters’. Het woord ‘heilig’ zegt hier meer over. Dat woord betekent eigenlijk: 'speciaal voor de HEER'. Niet alleen in de ogen van de HEER, maar –daar komt het op aan- óók in de ogen van de mensen. Dat moet Israël zijn: speciaal voor de HEER. Hem toegewijd! Dat moet je kunnen merken je aan hoe ze hun leven inrichten. Dat moet er nl. precies zo, zoals de HEER het wil, uitzien. Hij hoort de centrale plaats in hun leven te hebben. Op Hem horen ze te vertrouwen, Hem horen ze te volgen – zelfs als de weg door de woestijn loopt. En niet alleen dan, maar ook daarna. Ze horen met elkaar om te gaan zoals Hij dat wil. Ouders horen er in aanzien te zijn, kinderen behoren er te worden gekoesterd, bezit zou er veilig moeten zijn en reputaties eveneens, huwelijken moeten er worden gerespecteerd, en men zou niet zomaar een oordeel over elkaar moeten hebben… God zou geliefd moeten zijn en de naaste zou eveneens geliefd moet zijn. Zo is het koninkrijk van priesters. Het gaat hier om de eredienst van het leven. Hierdoor zouden deze mensen op moeten vallen. Als de 'kinderen van Israël' en de ‘kinderen van God'. Dát is hun priesterschap: in hun toewijding aan God en dus hun liefde voor hun naaste buren, vertegenwoordigen zij het komende Koninkrijk. Als je hen ziet, zie je iets van Gods nieuwe wereld.
Dat is het koninkrijk van priesters, het koninkrijk dat God in deze wereld vertegenwoordigt. In Gods ogen is dat kostbaar dat lees je hier: je zult een kostbaar bezit me voor me zijn, kostbaarder dan alle andere volken.

->dat brengt me tot een tussentijdse conclusie: een speciaal soort koninkrijk met een speciaal soort priesters, zo begint het Koninkrijk van God al in de woestijn bij de Sinaï. Dit type koninkrijk staat eigenlijk model voor hoe alle andere staten zouden moeten zijn. Dit is Gods samenleving.
Het 'koninkrijk van priesters' is het Koninkrijk? (Doorgaand verkeer)
Maar hoe weet ik dan, dat ik het hier over het Koninkrijk van God gaat? Is het niet gewoon de opdracht voor het volk Israël in de woestijn, om straks eenmaal in Kanaän een speciaal koninkrijk Israël te zijn met een bijzonder soort priesterlijke burgers. Dan heeft dit niet niets met de toekomst, met ons, te maken!
Ik durf dit wel te zeggen! Het koninkrijk van priesters is het Koninkrijk van God, omdat een hele tijd later, de apostel Petrus, deze uitdrukking opnieuw oppakt als hij het over het nieuwe volk van de Heer heeft. Als hij ze wil typeren, noemt hij hen 'een koninkrijk van priesters', 'een heilige natie'. Wéér dat heel andere land met een heel ander soort burgers.
In vs 10 lees je dat al die nieuwe gelovigen nu Gods volk zijn geworden. En uit vs 9 begrijp je dat die nu dus ook een ‘koninkrijk van priesters’ en ‘een heilig volk’ zijn. Dat wij dat daarom nu ook zijn. Want dit gaat ook over ons, priesters en priesteressen! Hier zie je een historisch lijntje lopen in de Bijbel van 'oud' naar 'nieuw'.

En nog steeds gaat het er hier niet om dat wij vooral ‘religieuze specialisten’ zouden moeten zijn. Het draait niet om onze vaardigheid in het bidden, en de toewijding waarmee wij dit doen. Het gaat niet om ons trouwe kerkbezoek en om onze stille tijd. Ook niet om onze uitgebreide bijbelkennis en de verdere studie daarvan en óók niet om de bijzondere geestelijke ervaringen die we hebben. Het gaat er –binnen het Koninkrijk van God- niet om dat wij religieuze specialisten zijn, ontzettend goed in het godsdienstige, goed in kerkelijke dingen en in geloofszaken.
Broers en zussen, dat is niet het doel voor de priesters en priesteressen in het Koninkrijk. Ons kerkbezoek, ons bijbellezen, onze studie van de bijbel en ons gebed, het zijn de middelen (niet het doel) waarmee we ons aan God toewijden en groeien in geloof, kennis en kracht om dan als volk van God te kunnen leven. Dat dagelijkse leven 'zoals de Heer het wil' is het doel. Niet het bidden erom, niet het lezen erover en ook niet het praten erover, dat is het begin. Het doel is een nieuw leven met de Heer. 

[Rom 12,1] het gaat niet om de kerkdienst maar om een leven met de Heer. En dat je een priester bent die zijn leven aan Hem toewijdt. Dát is je offer aan de Heer.
Dat lees je in Romeinen 12, daar gaat het over de geestelijke offers, die bij deze geestelijke priesters horen.
Als priester(es) offeren aan de Heer betekent –lezen we hier- dat je een nieuwe gezindheid aanneemt. Dat je anders gaat denken, redeneren en gaat waarderen! Ontdekt wat God wil en wat in zijn ogen goed en volmaakt is.
En dat is de wereld zoals Hij die bedoelt, waarin mensen leven zoals Hij dat graag wil.
Voor ons betekent dat:  je wordt een heel ander mens.

In zo’n wereld staan anderen in aanzien dan Steve Jobs…, die heeft een knappe prestatie geleverd, maar niet in die zaken die in het Koninkrijk echt tellen. Want we weten van zijn zeer geslaagde producten, van hoge winstcijfers. We horen van een hoge score op de schaal van de beursnoteringen. Misschien daarom wel dat eerbetoon op het NASDAQ-gebouw. Maar we horen ook dat hij heel moeilijk kon zijn voor zijn medewerkers. Laat ik voorzichtig zijn, ik weet daar niet zoveel van, maar op de schaal van de liefde, de belangrijkste graadmeter in het Koninkrijk, lijkt hij veel lager te scoren (als dit waar is tenminste).

Wie hebben er in het Koninkrijk dan een grote uitstraling? Iemand als Maximiliaan Kolbe, de man die zijn leven gaf voor een ter dood veroordeelde in Auschwitz & Elisabet Elliot, die toch naar de Indianen toeging, die haar man vermoord hadden, om hen over het evangelie te vertellen. En wat in het groot waar is, is dat ook in het klein. Een moeder blijft zorgen, het kind dat blijft liefhebben... dát zijn de mensen van het Koninkrijk
Mensen in wie je de liefde van de Heer herkent, groot en klein
Waarom is dit dan zo belangrijk?

Bestemming
Uiteindelijk komt dat allemaal uit bij het doel dat de Heer Jezus ermee heeft.
Nog één keer komen we in de reis door de geschiedenis van het Koninkrijk die priesters tegen. In Open 5 ,10  Het werk van de Heer Jezus wordt in de hemel geëerd door de vier wezens en de 24 oudsten… het Lam mag de verzegelde boekrol openen, want Hij is geslacht en met zijn bloed heeft Hij voor God mensen gekocht. "U hebt voor onze God uit hen een koninkrijk gevormd en hen tot priesters gemaakt. Zij zullen als koningen heersen op aarde.' (Openb 5:10)
Daar heb je ze weer het koninkrijk van de priesters… hier blijkt dat die bijzondere priesters in dit bijzondere koninkrijk, met al de ervaring die ze eerder op hebben gedaan, ingezet worden als koningen op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Dat is het doel, want aan hen: vrij door hun Heer, zij die hun Heer Jezus hebben leren volgen in een leven zoals Hij het wil, aan zúlke mensen wordt op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde de politieke leiding toevertrouwd. Want zó gevormd door hun Heer, is het Koninkrijk bij hen in goede handen. En zo eindigt deze kleine geschiedenis van het Koninkrijk. 

 Amen

vrijdag 30 september 2011

Rom 11,16-24- Roots

Preek beluister



Israëlzondag 2011…
We zingen over Israël, we bidden voor Israël, maar wat hebben we met Israël?
Ik ben er soms wel verlegen mee.
Als het over Israël gaat lijkt de vrede ver te zoeken. Geweld, extreme standpunten voor of tegen. Ook hier in Nederland is men scherp voor of tegen. Gretta Duisenberg of Wilders. Extremen. Zelfs als je met je er met broers en zussen in Christus over spreekt, liggen de opvattingen niet zelden ver uit elkaar.
Als het over Israël gaat lijkt de vrede ver te zoeken.

Het kan je gebeuren dat je in één week verlegen bent met het geweld dat Israël gebruikt aan de grens met Egypte, walgt van de haat die Arabische buren over Israël uitbraken, verontwaardigt bent over raketaanvallen en aanslagen op burgers en ervan schrikt hoe schrikbarend snel het aantal christenen in dat gebied terugloopt. Dat is iets dat duidelijk is. Christenen hebben het moeilijk buiten Israël, maar ook daarbinnen. En waar sta je zelf dan ergens? Wat heb je met Israël, wat met Israëlzondag zoals vandaag. Is dat ook echt iets van jezelf of is dat meer iets van anderen? Hoe sta je zelf tegenover Israël?

Die vraag leg ik in jullie midden neer

Paulus had het in zijn tijd ook moeilijk met Israël. Verdrietig vraag hij zich af: ‘Heeft God zijn volk soms verstoten’ (11,1), er zijn er maar zo weinig die de Heer Jezus volgen. Ook in zijn tijd zijn de verhoudingen extreem, een aantal van zijn Joodse volksgenoten kunnen hem wel vermoorden. En dat proberen ze ook een aantal keren. In reactie daarop komt Paulus met een beeld. Het beeld van de klik Olijfboom. Dat beeld kan ons vandaag óók helpen.
Een beeld van een boom
Paulus tekent deze Olijfboom in zijn brief aan de Romeinen. In Israël is die net zo gewoon als de appelboom hier op het podium voor ons. Olijfbomen staan daar overal. En toch is het niet zomaar een beeld. Een olijfboom is ook weer bijzonder. Het is de boom waarvan de takken een symbool van vrede zijn, waarvan de vruchten gegeten kunnen worden en de olie gebruikt wordt voor de lampen, voor geneeskrachtige zalfolie, ja zelfs voor die bijzondere olie waarmee koningen, profeten en priesters werden gezalfd. Een boom die in aanzien staat, in Israël en vér daarbuiten. Paulus is niet de eerste die Israël met een olijfboom vergelijkt, de profeet Jeremia noemt Israël: een zilvergroene olijfboom vol prachtige vruchten (11,6) 

Blijvend beeld van een boom!
Op het moment dat de profeet Jeremia het volk Israël met zo’n prachtig beeld van een olijfboom vergelijkt, lijkt het wel de laatste blik op een stervende geliefde. Want de Heer, lees je verder in de profetie, is vastbesloten tot het oordeel over dit Israël: Hij steekt je in brand, donderslagen klinken. Je bladeren zullen verteren. (Jer 11:16 NBV) Israël zal, zoals de olijfboom, vernietigd worden en verdwijnen, denk je dan.
Sommige christenen kunnen ook zó over Israël spreken. Het is het vroegere volk van God. Met hen is het allemaal begonnen: Abraham- David/Salomo enz. Maar met Johannes de Doper en Jezus is het afgelopen met Israël! Wanneer de meerderheid van het volk besluit de Heer Jezus niet te volgen, spelen ze als volk geen rol meer in Gods plannen. De wereldwijde kerk komt in de plaats van Israël en neemt haar rol in de plannen van God als godsvolk over. Israël is vervangen door de kerk. Men noemt dat wel de vervangingstheologie.
Dat lijkt wel logisch. Het volk Israël als een stadium van Gods volk in de geschiedenis, maar nu draait het om de kerk als het nieuwe godsvolk. Israël is in deze opvatting, letterlijk history. In onze gereformeerd-hervormde traditie is zo ook best wel met het Joodse volk omgegaan. We hebben iets met Abraham maar niet met Moos, Sam en Lody.
Hier bij Paulus lijkt het daar ook even op: hij vraagt zich af: heeft Gods zijn volk verstoten? (11,1) Er zijn er nog zo weinig die de Heer Jezus volgen.  Maar die boom blijkt er in vers 16 nog gewoon te staan.
Dat klopt ook met de werkelijkheid: olijfbomen verdwijnen niet zomaar. Ze kunnen naar verluidt wel duizend jaar oud worden. Na verloop van tijd is het dan niet meer een mooie rechte boom met een regelmatige kroon, maar een helemaal verwrongen, knoestige en verdraaide uit voegen gebarsten stam met soms hele jonge zijtakjes. Een vreemd gezicht: een grijsaard met een volle blonde bos haar.
Zo is het ook met Israël. Het volk is niet verdwenen, het is veranderd. Veranderd van samenstelling. De stam is knoestig en vervormd en sommige takken zijn er afgehakt. Die brachten geen vrucht meer voort. Ze liggen nu onder de boom. Maar hier en daar zijn er nieuwe takken opgezet. Ze zijn geënt op de plaats van de afgehakte. En die ‘nieuwe’ takken geven wel weer vrucht. En dezelfde boom – Israël- groeit en bloeit.
Zie je het voor je? Het volk Israël is er nog. Het bestaat –duizenden jaren oud- tot op de dag van vandaag als volk van God.
Begrijp je het? Wij zijn óók Israël! Samen met de anderen uit de geschiedenis van Israël. Wij zijn die nieuwe takjes die op de oude stam geënt zijn. En wij mogen nu ook de naam Israël dragen. Niet als natuurlijke takken, maar toch.
Paulus werkt dit in een andere brief uit. Hij schrijft aan de Klein-Aziatische christenen in Efeze: "jullie zijn nu ook burgers van Israël geworden, door het bloed van Jezus Christus zijn de beloften nu ook voor jullie gaan gelden."
Wij horen nu ook bij Israël! En zo kunnen wij de liederen van Israël zingen alsof ze over ons gaan. We zingen over het nieuwe Jeruzalem alsof het ons beloofd is. We zijn gered door de Messias van Israël.
En zo is het ook broer en zussen van Israël. Wij zijn niet in de plaats gekomen van Gods volk, wij hebben een plaats in Gods volk gekregen. Abraham is je oerovergrootvader geworden en Sam, Moos en Lody zijn je oudere broers. De Heer Jezus, ook een Joodse man, je grote broer.
Natuurlijk heb je wat met Israël, je hóórt bij Israël! Het is Gods volk gebleven, en wij horen daar nu ook bij! Je kunt groeien op de oude stam, dankzij het voedsel dat die je geeft. Je hoort bij het beeld van de boom, wij zijn die jonge, nieuw geënte takjes.

Een beeld van ‘genade’
Hoe zit het dan met het Israël in het land Israël, om het zo maar eens te zeggen, de echte Joodse bloedverwanten? Horen zij ook nog bij het volk van God, samen met ons? Ja! Eigenlijk is dat nog zo, als ik Paulus goed begrijp!
Ja maar velen geloven niet in Jezus als Messias! Hebben zij dan een eigen weg naar het Koninkrijk? Buiten Jezus om? Sommige mensen die het volk in het land Israël liefhebben, zeggen dat. Je kunt al de Joodse Israëliërs toch niet afschrijven, vinden zij. Het moet anders zijn. Eigenlijk zijn er twee wegen naar het Koninkrijk van God. Die voor Israël op basis van de beloften die zij al kregen in het Oude Testament en die voor de latere christenen loopt dan achter de Heer Jezus aan. Zeg maar je hebt een OT-weg en de Nieuw Testamentische weg. En die twee wegen komen in het Koninkrijk weer ergens samen. Dit noemt men wel de tweewegenleer.
De wens is de vader van de gedachte, denk ik. Maar Paulus –zelf een Joodse Israëliër is er heel duidelijk in. Buiten de Heer Jezus om, is er geen toekomst in het Koninkrijk. Die takken, die de Messias niet volgen, zijn afgekapt en liggen aan de voet van de olijfboom. Er als ze daar blijven liggen, dan gaan ze dood.
Maar zijn nog niet dood! Er zit nog leven in. En je kunt nog duidelijk aan hen zien dat ze eigenlijk bij het volk van God horen. En als zij – doordat ze Jezus als hun Messias aanvaarden- weer op die stam geënt zouden worden, dan zouden het daar beter doen dan wij. Wij, die toch wat vreemde heidense wilde takken aan de boom van Gods volk. Want zij horen daar eigenlijk van nature: zij zouden daar groeien, bloeien en vruchtdragen op een manier zoals wij het niet kunnen. Maar zo lang ze daar, losgekapt van de stam Jezus, waar het sap van de Geest in stroomt, aan de voet van de boom liggen gaat het leven er langzaam uit. En als er niet wat verandert, is er geen weg meer terug. En dat zou verschrikkelijk zijn. Maar uit de woorden van Paulus begrijp je dat God hen nog niet opgegeven geeft, er komen andere tijden. God is een genadig God. Die geeft niet zomaar op waar Hij mee begon.
Zo zijn wij immers ook op die boom terechtgekomen. Eigenlijk horen we daar van nature niet. Maar God nodigde ons toch uit om de leeggevallen plaatsen in te nemen!
Snap je het, wij waren eerst van die lossen takken. Zonder vrucht op een wilde stam. Zonder aanleiding er voor te geven, morgen wij nu bij die edele boom horen. Van alle goeds genieten wat de sapstroom van die boom ons geeft. Vergeving door de Messias van Israël, Jezus Christus en nieuw en vruchtbaar leven door verbondenheid met de Geest en toekomst in het Koninkrijk. We gaan zowaar vruchtdragen. Allemaal gekregen, uit genade. We hebben onszelf niet op die boom geplant. We mogen delen in de voorrechten van Israël.
Nu zijn velen van hen losse takken… die kunnen wij toch niet afschrijven. Onze Heer doet het niet. Maar we moeten wel eerlijk erkennen dat het helemaal niet goed gaat met ze. En dat zie je soms ook in hun doen en laten. Maar laten wij net zo genadig voor hen zijn als onze God dat voor ons is. 

Een beeld dat een beroep op je doet
Broers en zussen van Israël. Nu Paulus het beeld zo tekent, kunnen we geen afstand houden van onze oudere Joodse broers en zussen. We leven dankzij de stam en de wortels, die ooit ook de hunne waren. En die verwantschap merk je nog aan hen. Sommig gedrag is ons vreemd, maar veel ook vertrouwd.
Dat is niet gek, we delen onze geestelijke voorouders. Abraham, Izaäk en Jakob zijn hen net zo vertrouwd als ze ons dat zijn. Al vinden zij dat wij hun namen vreemd uitspreken, Avraham, Ischak en Jaakov. En Mozes is Mosje en David Dawied. Maar de geschiedenissen zijn dezelfde en hebben hen en ons gevormd. Pas bij Jezus Jehosua gaan de wegen uiteen. We delen de Torah (de geboden) en veel meer.
We zullen veel van hen kunnen begrijpen en vaak goed met hen kunnen praten, vanwege die gemeenschappelijk verwantschap. Al worden ze ons soms vreemd, zouden we ze ooit los kunnen laten liggen, die van hetzelfde leven als ons hebben geproefd. Aan dezelfde sapstroom hebben geleefd? Nee toch… wij zijn samen Israël!
Mijn hart huilt als ik terugdenk aan wat de Shoah in de WO II onder hen heeft aangericht. En waren veel te veel nieuwe takken bij betrokken en nog meer keken er toe.
Ik ben getroffen als ik ze nu weer gevangen zie in een spiraal van geweld en haat die hen steeds verder het moeras in trekt. Ze doen dingen die ik niet begrijp, en ik erger me. Maar ik kan niet los van hen zijn. Want zij zijn ook Israël, volk van God. Los van de stam, van de Heer maar nog niet voor altijd.
Het zijn afgevallen takken, zoals wij dat ook eens waren en wij er ook alweer nieuwe kennen. De takken die aan de voet van de boom liggen en niet meer in ons midden komen.Hun lege plaatsen schrijnen. We treuren om ze en bidden.
Zouden wij dan niet om het Joodse volk treuren, schrijnen hun lege plaatsen niet. Zouden wij niet hartstochtelijk voor hen bidden!
Wat is het Joodse Israël voor ons? Het beeld van de olijfboom doet een beroep op ons nieuw Israël. Onze oudere broers en zussen zijn gevallen. En liggen aan de voet van de boom. Los van hun verleden, los van hun Messias, los van het leven, los van hun erfdeel en toekomst. En ook gescheiden van hun jongere broers en zussen
Dat kan ons toch niet koud laten.
Als wij niet voor hen bidden, wie doet het dan?

Amen.




Liturgie
1. Zingen: B 126 O kom nu en jubel (2x)
2. Stil gebed, Votum, Zegengroet
3. Zingen: B 157 Ik kijk omhoog
4. Vingerwijzing (Tora): Deut 6, 4-25
5. Zingen: B13 Welzalig de man
6. Kinderdeel + zang: Sjaloom Chaverim (canon)
7. Gebed
8. Lezen: Rom 11, 16-24
9. Zingen: Ps 122
10. Preek
11. Zingen: Gez. 265 Jeruzalem, mijn vaderstad, mijn moederhuis
12. Gebed
13. Collecte
14. Zingen: PsvN Vrede voor Israël, vrede voor Gods volk (Ps. 125)
15. Zegen

Liedteksten
Shalom chaverim
shalom chaverim
shalom, shalom.
L'hitraot, l'hitraot
shalom, shalom.

Vrede voor Gods volk
Wie op de HEER vertrouwt
Staat als de berg van God
Zo vast
Zo sterk
Rondom Jeruzalem
Staan bergen als een muur.
Zo staat God om zijn volk.
Altijd.
Voorgoed

Geweld heerst in de straat,
regeert met harde hand.
Maar niet
voorgoed.
Wie eerlijk is en trouw
die geeft het kwaad geen hand.
Dat weigert hij. Daar doet
hij niet
aan mee.

Doe goede dingen, HEER,
Voor wie het goede doen.
Help hen.
Red hen.
Maar wie dat spoor verlaat,
de rechtsverkrachters, HEER,
Verdrijf hen van uw plaats.
Jaag hen,
Jaag hen maar weg.

Vrede voor Israël
Vrede voor Gods volk. (4x)

zaterdag 20 augustus 2011

Méér dan recht - Mat. 5, 38-42 - Heilig Avondmaal

Deze zondag vieren we elkaar het Heilig Avondmaal. Iets anders dan gewoonlijk, volgt de meditatie ná het avondmaal. De vraag begint bij Ameneh Bahrami die volgens het Iraanse recht, het recht kreeg haar aanvaller met gelijke munt terug te betalen. Hierachter zit het principe: oog om oog, tand om tand.
Verwarrend genoeg schaft onze Heer deze wet (oog om oog...) af in de wetgeving van zijn nieuwe Koninkrijk en vervangt die door een andere (Mat 5, 38-42). Er vanuit gaande dat die wet ingaat vanaf het moment dat de Heer Jezus hem uitsprak, borrelt de vraag naar boven: 'kan dat ooit gaan werken in onze wereldsamenleving?"
Denk nou aan de beelden uit Engeland twee weken geleden....



Het verhaal van Ameneh Bahrami


Orde van de morgendienst HA
Zingen: B 121 Heer u bent mijn leven
Stil gebed, votum en zegengroet
Zingen: Ps 72, 1, 2 en 3 
Wetslezing
Zingen: B 66 Vader, vol van vrees en schaamte 
Formulier HA
1. Tafel 1 Bijbelklasmedewerkers en kinderen: zingen - B 220 (Jezus is de Goede Herder)
Kinderen naar de Bijbelklas
2. Tafel 2 Ps. 85, 1 en 3 
3. Tafel 3 Gez. 284, 1 en 3
4. Tafel 4 B 153 Donker de nacht met sterren aan de hemel
5. Tafel 5 Ps 149, 1 en 2
6. Tafel 6 Gez 21, 1 en 7 
7. Tafel 7 (reserve) B 126 O kom nu en jubel (2x)
Dankzegging en Dankgebed
Korte meditatie: Mat 5, 38-42 
Zingen: Gez. 285, 1, 3 en 4
Gebed
Collecte - Kinderen terug uit de Bijbelklas
Zingen: Gez 257 Halleluja, eeuwig dank en  ere
Zegen

zondag 7 augustus 2011

De rand om ons bestaan - Psalm 42 – Preek – VB – 07-08-2011


Beluister Contrast
We hebben een heerlijke vakantie gehad! We kampeerden in Italië, vlak bij de Middellandse Zee. Vijf minuten fietsen en we waren bij het strand. Soms is het best wel warm daar, maar dan merk je aan het strand niets van. Met een zacht, koel briesje als je natuurlijke airco. En het uitzicht vind ik geweldig. Ik kan dan uren naar de horizon staren. De ruimte alleen al. Het mooiste dak boven je hoofd is het blauwe dak van de lucht. Zo even helemaal buiten zijn, los van alles en iedereen. Dat doe je gewoon te weinig zo door het jaar heen. Het leven toont zich van zijn mooie, warme, vriendelijke en vredige kant. Je zou bijna denken dat het leven alleen maar goed is.
De laatste dag hebben we echt nog even afscheid genomen op het strand. En dan reis je met dit beeld naar huis en mét het beeld reist ook het gevoel mee naar huis. Dat hoop je tenminste.

Maar eenmaal thuis lijkt de afstand naar dat mooie uitzicht en het gevoel wat daar bij hoort veel verder weg dan 1400 kilometer. Daar is maar weinig voor nodig. De aanslag van Breivik in Noorwegen dringt nu pas in zijn volle omvang tot je door en de honger in de Hoorn van Afrika komt de hele dag voorbij. In een Amerikaans onderzoek lees hoe ook daar veel jongeren de kerk vaarwel zeggen ‘net zoals eerder in Europa’. Dat zijn wij dus! Wij zijn het afschrikwekkend voorbeeld! Je ontdekt dat je moeder achteruit gaat, je bent weer veel dichterbij rouw en ziekte in de gemeente. En afgelopen donderdag morgen komt daar dan als een donderslag bij heldere hemel het bericht dat er bij Lieke opnieuw kanker gevonden is. Je hart slaat een slag over. Nee! Het lieflijke plaatje van de Middellandse Zee lijkt nu ineens heel-ver- weg. “t Is storm op zee…

Broers en zussen, gebeuren er dan geen goede dingen? Nou zeker, afgelopen maandag zijn er twee gezonde kinderen geboren. Maar toch kan de vreugde daarover niet onverdeeld zijn. Er loopt een rouwrand om ons bestaan, en we botsen daar steeds weer tegenop. En alle geluk dat we kennen, wordt begrensd door die zwarte rand. En het is maar hoe dicht je bij de rand bent, hoeveel je er van merkt. Als we het kunnen – als je maar ver genoeg van de rand bent dan kan dat ook - doen we het liefst maar een oogje dicht. Dan zien we het allemaal niet zo en kunnen we vakantie van de ellende houden. Alleen het mooie plaatje zien: mooi, warm, vriendelijk en vredevol.

Het gemis - dorst
Als we dat kunnen tenminste! Als je dichtbij die zwarte rand leeft, dan heb je die keus niet. Dan is de moeite veel dichterbij dan de schoonheid, de warmte en de vrede. Rachel en Lize, en dan nu weer Lieke om maar enkele voorbeelden te noemen. Onze gemeente heeft wel vrediger tijden gekend, maar het laatste jaar is er meer zorg en meer moeite dan eerder. En dat is het zwaarst voor onze broers en zussen die deze slechte berichten niet op een afstandje kunnen houden en er ook in hun vakantie aan moeten denken, omdat het zich in hun eigen leven afspeelt. Hoeveel kun je verdragen? Hoe kán de Here dit toch allemaal laten gebeuren? Wat voor bedoeling heeft Hij er toch mee?
Daarmee zijn we bij de vragen van de dichter van Psalm 42 aangekomen. Hij zit zo diep in de problemen! Dag en nacht houden ze hem bezig. De goede kant van het leven is voor hem helemaal uit beeld. ’t Is eén en al verdriet, want hij staat met de mond vol tanden. ’t Is al met al verdrietig genoeg wat hij meemaakt, maar de mensen om hem heen maken het hem nog moeilijker. ‘Hé joh, hoe kan God dit nou toelaten?’ ‘Waar blijft Hij nou?’ ‘Waarom help Hij je niet!” En hij weet niet meer wat te zeggen, dat doet hem nog het meeste verdriet. Dat hij met zijn mond vol tanden staat.
Het was eerst misschien helemaal niet zo zijn vraag. ’t Was wel moeilijk maar hij was niet wanhopig of zo. God komt me vast helpen, dacht hij. Wacht maar af, je zult het zien!” Laat die mensen maar praten! Maar er verandert niets, het wordt alleen maar erger. En hij begint nu echt te denken: ‘ik hou dit niet meer vol!” Ik kán eigenlijk niet meer!” Waarom helpt de Here me niet! De scherpe vragen van de niet gelovigen om hem heen, beginnen door zijn harnas heen te prikken. Het doet hem steeds meer pijn. Pijn, omdat Hij van de HEER houdt. Pijn omdat hij Hem vertrouwt. Want de HEER is toch mijn HEER? Hij laat me toch niet in de steek? Maar waarom gebeurt er dan niets? Zijn verdriet verdubbelt omdat Hij de hulp van de HEER zo mist. Zijn keel lijkt wel dichtgeschroefd; schor en droog. Hij heeft zo’n dorst naar Gods nabijheid, Gods ingrijpen, Gods zorg, Gods zegen. Dorstig als een hinde die maar nauwelijks op haar poten kan blijven staan. Op zoek naar water, water, water… Here help me toch…alsjeblieft 

Goede herinnering
Dorst heb je pas wanneer je water kent. Zo is het toch? Je mist de HEER als je weet hoe goed je het bij Hem kunt hebben. Want Hij kan je overladen met goede gaven. Een rijk leven, met vrienden en familie aan tafel, die vol staat met goede dat God ons op deze aarde kan geven. Gezelschap, gesprek, plezier. Zonder de HEER zou je het goede niet kennen. Hij heeft het uitgevonden. Jakobus zegt: Elke goede gave, elk volmaakt geschenk komt van boven, van de Vader van de hemellichten; (Jam 1:1 7NBV). In dat goede herken je God. Zo heeft Hij het bedoeld en gewild.
Wanneer je zo met elkaar feest viert, ben je dicht bij God. Want dicht bij het goede ben je dicht bij Hem. Na het feest ga vol dankbaarheid op weg naar de klik HEER in zijn huis, de tempel. In feeststemming! Samen met de anderen juich je: Hoera voor onze God, zing je: ‘loof de HEER want Hij is goed. eeuwig duurt zijn trouw– 2 Loof de allerhoogste God– eeuwig duurt zijn trouw– 3 Loof de oppermachtige Heer– eeuwig duurt zijn trouw– (Psa 136:1-3 NBV)…
De HEER geeft ons het leven… Godlof!
Een dierbare herinnering is het aan goede tijden met God en met elkaar. Dicht bij de HEER is het goed, dat weet je maar al te goed. Het door Hem gemaakte leven kan zo adembenemend mooi zijn!

Zo was het, wreed wordt je wakker uit je gedachten. Zo goed was het: licht, warm, feestelijk, vol vrede. Loof de HEER, zo was het. Je zou het nu niet meer uit je keel kunnen krijgen. Die is schor en droog en de woorden blijven in je keel steken. Je kunt het niet eens meer zingen, al wilde je het. Deze goede herinneringen laten je het gemis aan God nog eens diep, schrijnend voelen.
Ergens uit een hoek van je zelf, diep van binnenuit komt de gedachte: Als de HEER het eerder zo goed maakte, kan het toch weer zo worden. Ik moet de hoop niet verliezen, want de HEER is toch goed! Niet wat er gebeurt is beslissend voor mijn leven, maar Wie de Heer is: mijn Redder, mijn God. Verlies de hoop niet! Verlies de hoop niet…

Droefheid
Maar de herinnering en de hoop houdt geen stand. Want het is zo zwaar!
Er gebeurt zoveel al uw golven slaan zwaar over mij heen. (Psa 42:8 NBV), verzucht de gelovige in vs 8. Bijna een jaar lang leef je in angst en beven en net als je weer een beetje hoop begint te krijgen op genezing, slaat een nieuwe golf van slecht nieuws over je heen. En bijna ga je helemaal onderuit. En weer en weer… golf op golf
Je hoopt op het ‘water’ dat je dorst naar God lest, maar je krijgt de chaotische vloedgolven die je leven dreigen te verwoesten. Dit is het toch niet wat ik nodig heb HERE wil je wel uitschreeuwen. Pijnlijk snijdt het door je heen de teleurstelling van het niet kunnen begrijpen waarom dit toch zo gaat. En de schaamte die je door merg en been gaat, dat je niets hebt om die mensen om je heen – die je fel bestoken met hun vraag: waar blijft jou God nu dan! Dat je niets hebt om hun tot zwijgen te brengen. En zij blijven je bestoken met hun pijlen die dwars door het schild van je geloof heen slaan en pijnlijke wonden in je achterlaten.
En toch komt deze gelovige met al zijn onbeantwoorde vragen dichter bij zijn God. God die eerder zijn liefde toonde, die je tot zingen bracht –zelfs ’s nachts-Door Hem ging je danken en bidden. Je realiseert je: Hij is een altijd de vaste grond onder mijn voeten geweest. De mensen om me heen stellen me alleen maar pijnlijke vragen, maar God was er wel voor mij. Ik weet het nog zo goed! Juist mijn verdriet doet me aan de HEER denken. Want er is maar één die me echt kán helpen: de HEER, mijn rots.
En weer borrelt diep uit zijn wezen de hoop op: als iemand kán helpen, dan is Hij het. Er is maar één die me uit deze chaos kan redden! Laat ik de hoop niet verliezen: de HEER is toch mijn God. Hem ontgaat niets. Hij ziet me én kan mij ook redden. Zál mij redden. Al kan ik me niet voorstellen hoe.
Duidelijkheid
Als de ellende toeslaat in het leven gaat de één vloeken en de ander bidden, schreef iemand eens jaren geleden. Deze gelovige gaat bidden. Hij betrekt een ander in het gesprek met zichzelf: de HEER zijn Redder.
Zijn dorst en droefheid brengen hem tot bidden.
En de HEER doorbreekt het malen van zijn gedachten. Want ja, de dorst en droefheid brengen naar boven wat Hij diep in zichzelf al wist van God: Hij is mijn God. Ik begrijp niet wat er nu gebeurt, maar u bent wel mijn God. U zúlt me redden.
En het gebed brengt de duidelijkheid die de hoop zo nodig heeft!
Nee, niet over alles wat er gebeurt en hoe je het moet verklaren. De chaos in het leven wordt er niet duidelijker van. Maar wél wie God is:
God is rechtvaardig, Hij vecht voor mijn zaak, Hij zal mijn vijanden met hun scherpe vragen tot zwijgen brengen.
Als er iemand kan helpen, kan Hij het. Hij is het licht in het donker van de chaos, Hij is de waarheid die de leugens zal ontmaskeren. Ik weet niet hoe de HEER dat doet, maar wel dát Hij dat doet. De komst van zijn Zoon is allesbelovend! De HEER is zelf het antwoord op mijn dorst en droefenis.
Hij is Zelf de duidelijkheid in zijn bedoelingen met deze wereld, met mij!
Om Wie Hij is weet ik dat ik weer bij Hem zal zijn, dat ik Hem weer zal loven.
Mijn dorst wordt gelest, voor mijn droefheid is er troost.
Want zo is onze God. De God die mij ziet en mij redt.

Dat is duidelijk!

Amen



Liturgie
1. Zingen: Gez. 479 Aan U behoort, o Heer der heren
Zingen: B 60 Als een hert dat verlangt naar water
2. Stil gebed, Votum, Zegengroet
3. Zingen: Ps. 125, 1 en 2 
4. Vermaning: Dubbelgebod
5. Zingen: B 67 U verzadigt mij met uw liefde Heer 
6. Kinderdeel + zang: B 221 Ik zag een kuikentje
7. Gebed
8. Lezen:  Ps. 42/43
9. Preek
11. Zingen: Ps. 42, 1-3
12. Gebed
13. Collecte
14. Zingen: Gez. 456,1 en 2 Zegen ons, Algoede
15. Zegen
16. Zingen: Gez. 456, 3 Amen, amen, amenBeluister

zondag 10 juli 2011

Richt. 15/16 – preek – VB – 08-7-2011 - Simson

Simson 2 – God overbrugt de kloof
doop: Liselot Janse, Nina Runhaar en Jessie Pietersma



Jack Sparrow Deze figuur kennen jullie vast wel (wie?).
Voor wie hem niet kent (mensen thuis): dit is Jack Sparrow, de hoofdpersoon uit de serie piratenfilms: ‘Pirates of the Carribean’. In mei ging alweer de vierde film over deze piraat in première. Dat is veel voor films: vier delen met in principe het zelfde verhaal. En toch deze films lijken daar niet onder te lijden. De bezoekcijfers breken opnieuw records. Wéér méér dan de vorige keer. Dat komt vooral door deze kapitein Jack Sparrow. Hij is zonder meer de populairste figuur in deze films. Een grote publiekstrekker.
Waarom is hij zo populair? |Verhalen over zeerovers zijn immers nogal gedateerd.
Ja, Sparrow wordt gespeeld door een uitstekende acteur, maar dat is volgens mij niet de enige verklaring voor het succes van deze films. Jack Sparrow is zo populair, omdat hij een held is zoals veel mensen die tegenwoordig graag zien. Het type held datin onze tijd past. Een anti-held. Sparrow is geen held maar een schelm, die vooral voor één persoon heel goed zorgt: en dat is voor zichzelf. Hij is zo egoïstisch als het maar kan, een ietwat kwaadaardige schelm. Als je niet oplet besteelt hij je; in elke haven heeft hij een ander liefje dat hij iedere keer weer laat zitten; en als hij de kans krijgt verraad hij je. Veel mensen hebben een appeltje met hem te schillen en hij wordt dan ook regelmatig opgepakt, maar hij weet altijd weer te ontsnappen. Hij is een handige bedrieger, zelfs zijn metgezellen zijn voortdurend voor hem op hun hoede. Schaamte is hem vreemd en als hij weer eens op bedrog betrapt wordt, dan neemt hij dat met een verontschuldigende grijns. Jammer mislukt, helaas ontdekt, volgende keer beter. Niemand kent zijn hart, heel soms denk je even dat hij iets uit liefde doet. Maar daar ben je bij hem nooit helemaal zeker van. Maar hij doet dat allemaal in stijl en met gevoel groot voor humor.
Die combinatie maakt hem geliefd.
Maar eigenlijk is het een trieste figuur. Hij durft niemand te vertrouwen en hij wordt ook door niemand meer vertrouwd. Heel anders dan iemand als David, de bijbelse koning, die wij als juist als held zien omdat hij niet aan zichzelf denkt en met gevaar voor eigen leven grote daden doet.
Maar misschien is Jack Sparrow wel meer de ‘held’ die in onze tijd past. Zoals hij zijn ook velen van onze tijdgenoten. Zij streven niet naar heldendaden: het beste wat ze kunnen verzinnen is goed voor zichzelf zorgen in dit leven. En daarbij moet je niet al te moedig zijn, dat zou je je eigen leven wel eens kunnen kosten en ook niet al te eerlijk... Al te eerlijk is buurmans gek. Je moet een beetje sluw zijn en gewoon zorgen dat dit niet ontdekt wordt. Veel tijdgenoten leven hun leven op hun manier en daarbij staan zijn zelf in het middelpunt van hun leven.
“I did it my Way’ (ik deed het op mijn manier), is een populair lied op begrafenissen en dat is niet voor niets zo. Het is tegenwoordig ‘in’ om een rebel te zijn. Is Sparrow daarom zo populair? En trekt ook daarom iemand als Herman Brood tien jaar na zijn dood daarom nog steeds zoveel aandacht? En dat terwijl hij met een bandeloze levensstijl zijn lijf verwoestte en toen maar een einde aan eigen leven maakte. Zijn vrouw en zijn kind liet hij alleen achter.
Men praat over hem als een held. Zijn dát onze helden? Vreemd toch…
Dat is dan lastig voor de ouders van opgroeiende kinderen, zeker voor de christelijke, dat Sparrow populair is, want dan willen onze kinderen vast zo zijn als hij dat is.
Onvrome ‘held’
Simson lijkt op Jack Sparrow.
Geen piraat, maar wel een anti-held. Officieel hoort hij bij de Here, toegewijd als een Nazireeër. Simson mag geen onrein voedsel eten, geen wijn drinken en zijn haren niet laten knippen. Hij geniet de zegen van de Heer als hij opgroeit. Maar eenmaal volwassen leeft hij zijn eigen leven. Geen onrein voedsel? Nou, Simson eet wel van de honing uit het karkas van de leeuw die hij verscheurd had (14,9). Daarmee wordt hij onrein. Geen wijn? Simson organiseert wel een drinkfeest als bruiloft (14,10). Het woord dat voor feest gebruikt wordt betekent ‘drinkgelag’. Zou hij zelf niet meegedronken hebben op zijn feest? Tenslotte verspeeld, zoals we allemaal weten Simson zelf het laatste teken van zijn wijding aan God als hij zijn haren kwijtraakt aan een Filistijns schatje (16,19).
Maar Simson springt niet alleen slordig met zijn wijding als Nazireeër om. Hij leeft op gespannen voet met de hele wet van God. Om maar een paar dingen te noemen: hij wil een heidin als vrouw (dat was nou net de zonde van Israël in die richterentijd), hij is zijn ouders ongehoorzaam (hij negeert hun protest); hij bezoekt de hoeren en gaat losse verhoudingen aan met vrouwen, zoals die met Delila. Gedrag dat in Gods wet gewoon streng verboden is: er staat zelfs de doodstraf op. Onbegrijpelijk voor een rechter van Israël. Wat een voorbeeld!
En zijn heldendaden inspireren ook al niet. Ja ze zijn wel indrukwekkend, maar hij doet ze niet voor de HEER. Hij doet ze ook niet voor het volk Israël. Hij doet ze voor zichzelf: om zichzelf te wreken op zijn vijanden. Steeds lees je dat weer, zelfs bij zijn bittere einde.
Ja je kunt echt van Simson zeggen: ‘He did it his way’. Hij trok zich van niemand wat aan, niet van God niet van gebod. Een rebel van het zuiverste water.
Als rechter van Israël is hij wel een heel slecht voorbeeld voor de anderen. Ik stel me voor dat sommige Israëlische ouders, zelfs in die slechte periode voor Israël, wel eens diep gezucht hebben met zo’n slordige, onverschillige en ongehoorzame machoheld als Simson. Stel je voor dat hun kinderen een voorbeeld aan hem gingen nemen.
Broers en zussen, in onze tijd lachen we vaak wat om schelmen als Jack Sparrow en Simson. Ook wij (gek is dat hè), wij zijn toch ook kinderen van onze tijd! Veel mensen vinden dat ergens wel stoer, zo’n macho-held, zo’n egotripper. Maar als je er over nadenkt in het licht van Gods wet, is het in feite diep triest: dit is niet wat God wil. Het is niet zijn bedoeling dat mensen een groot ego hebben en egoïstisch leven. En als dat soort rebellen in onze tijd in de mode zijn, moet je goed beseffen dat die mode ook invloed heeft op ons (…en op onze kinderen!)
Die willen dan ook zo zijn. Simson is geen voorbeeld voor onze kinderen, hoe stoer hij er ook uitziet. Nee, Simsons vroomheid is beslist geen voorbeeld voor ons… maar ‘t voelt soms anders. Je voelt de invloed van de mode. 

Simson is een gelovige!
Heel wat bijbellezers zijn dan ook ronduit verlegen met Simson. Vooral ook met zijn levensstijl. De gestudeerde bijbeluitleggers vergelijken Simson dan ook wel eens met een ‘kromme stok, waarmee de Heer toch een rechte slag kan slaan. Maar door Simson alleen maar een ‘kromme stok’ te noemen, een mislukt kind van God, doe je hem en doe je God tekort.
Het is heel spannend, maar er is hier meer aan de hand. Heb 11. zet Simson in het lijstje van de gelovigen (Heb 11,32v). Volgens mij wordt Simson bedoeld met ‘die gelovige die in de oorlog een machtige held werd.”
De HEER komt heel diep in zijn leven! Het is de ‘Geest van de HEER’ die hem tot zijn grote daden aanzet. In 13,25 lezen we dat als opschrift boven al die andere keren. Al die grote, en soms ook verschrikkelijke daden van Simson doet hij onder invloed van de Geest van God. Dat moeten we goed beseffen. Onder invloed van de Geest: verscheurt hij een leeuw (14,6); doodt hij dertig Filistijnse jonge kerels (alleen maar) om hun mantels (14,9) en scheurt hij de touwen van zijn lichaam (15,14). Pas als Delila zijn haar afgeschoren heeft, verlaat de Here Simson (16,20). Zo staat het er. Tot die tijd was Hij er dus gewoon bij, zelfs daar bij Delila. Als dat er zo staat dan weet je ook de Geest van de HEER Simson zelf bij al zijn krachtige daden nabij was. Dan kun je Simson toch geen ongelovige noemen. De Heer verbindt zich met hem.
En Simson leeft (op zijn manier) met de HEER, dat kun je ook horen aan zijn gebeden. Er zijn twee in Richteren terecht gekomen. Ja Simson bad! En dat maakt hem een gelovige.
In het eerst gebed, na de slag bij ‘Kaakheuvel’ waar hij 1000 Filistijnen doodt, klinkt hij stoer, maar hij erkent wel dat hij zijn kracht en zijn overwinning aan God te danken heeft.:
18 …: 'Aan u, Heer, heb ik deze geweldige overwinning te danken. Moet ik nu sterven van de dorst en alsnog in handen vallen van die onbesnedenen?'
 19 Toen liet God in de kom van het dal bij Lechi de aarde openbarsten. Er kwam water uit en Simson dronk ervan, zodat hij weer helemaal op krachten kwam. En hij noemde die bron, die tot op de dag van vandaag bij Lechi is te vinden, En-Hakkore.
(Richt 15:18-19)

Het tweede is vlak voor het einde van zijn leven. Simson heeft voor het eerst zijn eigen kwetsbaarheid en machteloosheid leren kennen en dat hoor je in de toon van zijn gebed 'HEER, mijn God, denk toch aan mij! Geef me alstublieft nog eenmaal genoeg kracht, zodat ik me voor minstens een van mijn beide ogen op de Filistijnen kan wreken.' (16,28) Simson is een biddende anti-held
Simson erkent dat de HEER zijn kracht is en zoekt hulp bij hem. Simson is een gelovig man! Al zou je dat niet zeggen als je naar zijn levensstijl kijkt. Maar de levensstijl van Simson zegt kennelijk niet alles, dat de HEER in Simsons leven aanwezig is, is hier beslissend. 

Belofte voor doopouders 

Beste doopouders, wat moeten jullie nu met Simson? Wat moesten de Israelische ouders met Simson? Zijn levensstijl is geen voorbeeld voor jullie kinderen. Maar spannend genoeg is hij wel een gelovige. De HEER is met Hem.
Hier schuilt een belofte in voor jullie, ouders, jullie en onze kinderen en voor ons.
In Simsons dagen is de afstand tot het normale geloven groot geworden. Er is een kloof ontstaan tussen wat ‘gewoon’ vroom is en de werkelijke levensstijl van veel Israëlieten. Als de Heer een rechter gestuurd had om hen daar aan te herinneren, zouden ze het denk ik helemaal niet begrepen hebben: zo vér waren ze van de HEER vandaan. God overbrugt de kloof en haalt hen op waar ze dan zijn en komt hen halen. Dus stuurt Hij hen Simson. Zijn rechter Simson komt dáár binnen waar een groot deel van het volk op dat moment ook leeft. Op grote afstand van God. Zijn levensstijl getuigt ervan. Dat is geen pleidooi voor ongehoorzame levensstijl. Maar wel voor de grote trouw van de Heer is. Zelfs als zijn volk vér van Hem wegdwaalt, komt hij het halen waar ze dan zijn. En spreekt ze aan op een manier die ze op dat moment kunnen begrijpen. Simson is de rechter die ze op dat moment verdienen. Op dat moment bij hen past. Je ziet er de toewijding in van God in, die zijn volk niet in de handen van hun vijanden wil laten. En hen en hun vijanden de Filistijnen wil laten zien dat Hij de grootste is. Hij begint met zijn macht te tonen, pas daarna kan Hij zijn volk aan de wet herinneren.
In onze tijd is het niet veel anders. Ik droom nog wel eens van vroeger. Die tijd dat we allemaal samen in de kerk zaten: hele families,hele gezinnen en hele vriendengroep. Alsof het heel gewoon was. Toen leek het nog zo gewoon. Samen in de kerk zonder al te veel vragen.
Die vanzelfsprekende vroomheid is er niet meer. En ook zitten we niet meer allemaal samen in de kerk. En het lijkt wel of er steeds meer vertrekken. Vooral jongeren. We zien overal lege plaatsen, en we missen mensen. Iedere zondag. Oh we missen ze zo: vrienden, familieleden en kinderen. Het is geen goede tijd voor de gemeente van Christus in Nederland. Naast zegen is en veel zorg. In deze tijd moeten jullie je kinderen opvoeden.
En gewone vroomheid komt niet meer over. Want we leven in een ongelovig klimaat. Je moet soms een heel andere taal spreken om de volgende generatie te bereiken. Vrome gebruiken van vroeger spreken velen niet meer zo aan.
Maar net zoals toen blijft de Heer trouw. Hij is een God die zondaren zoekt. Door de Heer Jezus Christus heeft Hij de weg gebaand en zal Hij ook steeds blijven proberen de kloof te overbruggen, zal hij ons halen waar we nu zijn. Steeds weer opnieuw als dat nodig is. Dat ziet er wel eens anders uit dan de vanzelfsprekende vroomheid van vroeger. Niet zo vanzelfsprekend christelijk als vroeger. Niet in die vormen, niet in die taal. We moeten van veel verder weg komen. En onze kinderen ook.
Maar de Heer overbrugt zelf die kloof en komt je halen, want zo trouw is Hij. Dat zie aan Simson. Dat zie je aan zijn Zoon Jezus. Die trouw is een grote belofte voor de ouders van nu.
God heeft zich aan jullie kinderen verbonden. Hij zal niet loslaten wat zijn hand begon. de doop van jullie kinderen heeft dus grote betekenis. Juist in deze tijd.

Amen.

Liturgie 
Intro: B 77 U die mij geschapen hebt (Aanbidding)
Ps. 18, 1 en 8 Ik heb U lief van ganser harte , HERE
Stil gebed, votum en zegengroet
Zingen: B 42 Met vreugde zal ik tot U zingen, Heer
Doopformulier (pt)
vragen:
Kinderen
Zingen: B216 Weet je dat de Vader je kent
Doop:
Zingen: B 93 Heer U doorgrond en kent mij (Ps. 139)
Lezen:  Richt 15/16
Preek
Zingen: Gez. 451 Alle roem is uitgesloten
Gebed
Collecte
Zingen: B  136 Ik ben zo dankbaar Heer...

zondag 26 juni 2011

Genade op Genade - Simson 1 - Richt 13,1 - 14,3 - preek - 26-6-2011


Christelijk geloof is de vanzelfsprekendheid voorbij. Kinderen volgen hun christelijke ouders niet vanzelfsprekend in hun geloof. Dat lijkt een cliché. Er is al zoveel over geschreven, maar als je deze 'ex-christenen' in de praktijk meemaakt, voelt dat helemaal niet gewoon. Je voelt je als christen steeds vaker alleen staan, ook tussen je eigen familie. Vanmorgen een eerste preek over geloofscrises binnen het volk van God.

Angstige vraag
Laatst was ik op een feestje waar de christenen in de minderheid waren.
‘Niet zo bijzonder’, zullen jullie misschien denken, ‘dat zal tegenwoordig wel vaker voorkomen in ons land.’ Ja, dat is helaas waar! Wij zijn een post-christelijk land, zoals dat dan wel heet, ‘ooit-christelijk’. Dus zijn er veel ex-christenen om ons heen. En dan ben je al gauw in de minderheid.
Hier op de Veluwe kun je nog een andere indruk krijgen, er wonen hier nog veel christenen bij elkaar. En je zou kunnen gaan denken: dat is overal zo. Maar bijna overal elders in ons land ben je in de minderheid: in het bedrijfsleven, in de politiek, in de sportclubs en op de scholen. En hoe tegennatuurlijk ook, daar raak je aan gewend.
Toch vond ik het déze keer onthutsend om in de minderheid te zijn: want dit was op een familiefeest. 2/3 van de gasten was niet christelijk. En de helft daarvan niet meer christelijk. Met de meesten van hen heb ik samen in de kerk gezeten, van enkelen zelfs hun belijdenis meegemaakt. We hadden er soms hele gesprekken over met elkaar. Tegenwoordig niet meer. Wat eerder heel natuurlijk ging, voelt nu vaak ongemakkelijk. Vreemde gesprekjes zijn het: ‘Religie voor Atheïsten’, zegt hij me enthousiast, ‘ken je het?’ ‘Ik zag het in de boekhandel liggen en heb het gelijk meegenomen.’ ‘Het lijkt me héél interessant’. Ik kijk hem, pijnlijk getroffen, aan. ‘Ach’, denk ik, ‘wat heb je nou aan religie zonder de Heer Jezus.’ Een oude wond gaat open en ik val even stil. Zijn enthousiasme over het onderwerp, maakt me duidelijk, dat hij mijn reactie helemaal niet zou begrijpen. Dus laat ik het er maar bij. Met de volgende gast heb ik het maar helemaal niet over zoiets als christelijk geloof, hij is aangetrouwd en heeft het niet zo op christenen.
Samen bidden doen we niet meer, we geven elkaar er gelegenheid voor, als het er al van komt. Aan het einde van de middag voel ik me een vreemdeling midden tussen mijn eigen familie. Hoe vertrouwd en bekend sommigen ook voor me zijn, ik realiseer me weer eens dat we inmiddels óók vreemden voor elkaar geworden zijn. En dat kan ik die middag even niet meer van me afzetten! 

Ik moet denken aan een boek dat ik al jaren geleden gelezen heb en dat diepe indruk op me maakte. Het heet ‘De Gereformeerden’ en het is geschreven door Agnes Amelink. Het is de geschiedenis van een gereformeerde kerken aan de hand van de geschiedenis van een gereformeerde familie, de familie Zomer. Aan het begin van de twintigste eeuw zijn de ouders nog zeer kerkelijk betrokken, orthodox gereformeerd. Maar hun kinderen en kleinkinderen zijn dat aan het einde van die eeuw niet meer. Er is nog iets onduidelijks over van hun geloof.
Broers en zussen, ik word er onrustig van. Wat staat ons te wachten? Zijn wij, christenen, straks niet alleen in Nederland maar ook in onze families in de minderheid? De meeste christenen ouder, de meeste ex-christenen jonger?

Of zoals Jezus zegt: ‘als de Mensenzoon komt, zal hij dan geloof vinden op aarde?' (Luk 18:8 NBV)
Andere tijden?
Broers en zussen, het is ook gewoon de tijd waarin we leven! De publieke opinie is onchristelijk. Er is maar weinig begrip voor typisch christelijke waarden en normen. Veel van onze medeburgers vinden ons gevangen zitten in achterhaalde opvattingen en willen ons daar voortdurend van bevrijden. Ook als wij daar helemaal niet om vragen.
We leven in een onchristelijk klimaat. En net zoals je nat wordt van de vele regen in een regenachtig klimaat, zo raakt je doorweekt door dit soort ideeën in een onchristelijke klimaat.
En je mag je afvragen: kan ons geloof daar wel tegen? Tegen dat onchristelijke klimaat. Is het gevaar niet groot dat steeds meer christenen de strijd opgeven en ex-christelijk worden?||
Als je zo om je heenkijkt, zou je denken van wel. Maar toch zijn er eerder in de geschiedenis van Gods volk zulke tijden geweest. Lezen Richt 13,1 -14,3
Weer deden de Israëlieten wat slecht is in de ogen van de HEER. (Richt 13:1 NBV) Het is de zesde keer dat dit zinnetje in het boek Richteren staat. En er staat ook nog twee keer: ieder deed wat goed was in eigen ogen. Broers en zussen, het was toen een slechte tijd voor gelovige Israëlieten. En het was geen korte periode, die Richterentijd duurde wel driehonderd jaar! Stel je voor van 1711 tot 2011 deden veel ‘gelovigen’ ‘wat slecht was in de ogen van God’. Driehonderd jaar lang! Okay, er waren periodes van bekering. Maar het gaat steeds weer fout. En als je alle 21 hoofdstukken van het boek Richteren in één keer overziet, steeds meer fout. Het lijkt op de grafiek van de resultaten van een slecht lopend bedrijf.

Wat gaat er fout? ||De Israëlieten deden wat slecht is in de ogen van de HEER betekent dat ze ‘andere goden’ dienden. Heel letterlijk is dat ze vertrouwen op goden als Baäl en Astarte. Vruchtbaarheidsgoden waar de mensen in het Midden-Oosten van toen heel veel van verwachtten. Broers en zussen, andere goden dienen is veel meer dan alleen ‘naar een andere kerk gaan’. Wat andere rituelen en zo! Het is voor je hele leven, je geluk ‘ergens anders’ zoeken. Nadrukkelijk niet bij de HEER maar ‘bij iemand anders’! Da’s precies zo als de ex-christenen in onze tijd doen: ze verwachten het niet meer van de Heer.
Toen kwam het al heel snel na hun bevrijding uit Egypte, met al die wonderen; snel na hun reis door de woestijn, waar ze de HEER echt goed hadden leren kennen en ook snel na de verovering van het hun beloofde land. De derde en de vierde generatie na de uittocht lijken hun vertrouwen in de HEER allang weer kwijt en gaan voor de mode van die tijd. Voor de gouden bergen die Bäal en Astarte hen beloven.
En als je dán nagaat dat ze HEER écht goed hadden leren kennen: een nauwkeurig uitgeschreven wet (de Tora), en precies voorgeschreven rituelen voor het dienen van de Heere, dan is het contrast enorm. Ze weten er eigenlijk niets meer van en ‘ze doen er nauwelijks nog wat aan’. Je kunt je het bijna niet voorstellen. In driehonderd jaar slijt het geloof in de HEER bijna helemaal weg: bij de jongeren maar ook bij de ouderen. Ze gaan hun eigen gang. En dat komt – net zoals voor ons nu- door de tijd waarin zij leefden.

Waar is God?
Er is er Één die ontbreekt in dit plaatje: waar is God hier ergens?
Is Hij ook nu bij zijn volk vandaan gelopen, zoals zij bij Hem vandaan gelopen zijn? Laat Hij het nu aan zijn lot over en moeten ze zich nu maar ‘op goed geluk’ zien te redden?
Paulus schrijft ergens: Als wij Hem ontrouw zijn, blijft hij ons trouw, want zichzelf verloochenen kan hij niet. (2Ti 2:13 NBV). Het antwoord op onze vraag, ‘waar is God hier ergens?’ is: ‘God-blijft-trouw’. Bekijk dit plaatje in Richteren maar eens goed. De HEER stuurt ongevraagd hulp. In het boek Richteren verloopt de geschiedenis volgens een vast patroon, steeds weer: zonde-straf-berouw-hulp. Daarin zie je Gods trouw, Hij geeft het niet op. Maar op dit punt in de geschiedenis –Richteren 13- is het volk kennelijk al zo ver van de HEER af komen te staan dat ze Hem geen hulp meer vragen (1-2). Het land wordt veertig jaar bezet door wrede Filistijnen, maar niemand bidt meer om hulp. Tenminste dat lezen we niet. Wat doet de HEER? Hij stuurt toch hulp, en laat het door een engel aankondigen. Die engel zag er niet uit als een engel, dat merk je aan de reactie, maar Hij komt wel met een boodschap van de HEER, die hulp belooft: U zult zwanger worden en een Zoon baren (3). Een bekend zinnetje, dat komen we later nog eens in de Bijbel tegen. Het schema verandert hier: zonde-straf-geen berouw – toch hulp! ‘de HEER blijft trouw.’
Maar je merkt wel dat het in een bijna, hopeloze situatie is. Hij laat de boodschap bij een vrouw brengen, in een volk waar de mán vaak als verantwoordelijk gehouden wordt. Die vrouw is daar onmiddellijk ontzettend blij mee, begrijpelijk ze was misschien al een hele tijd onvruchtbaar. Maar je merkt ook dat het voor haar ontzettend vreemd is ‘Hij leek wel een engel van God’ (6) Je hoort er haast in doorklinken, maar dat zal toch wel niet.
Haar man Manoach bidt, als hij de boodschap van haar hoort. Da’s mooi, toch nog een bidder in Israël! Maar ’t wel een vreemd gebed, hoor. Zijn vrouw heeft hem bijna letterlijk vertelt wat de boodschapper gezegd heeft. De hulp komt via hun zoon en dat zal een nazireeër zijn, een aan God gewijde. Die naam doet trouwens ook aan een andere Redder denken. Ze vertelt haar man ook precies wat dit betekent: geen wijn en niets onreins. Maar toch bidt Manoach: ‘wat moeten we doen wanneer de jongen eenmaal geboren is?’ (8) Hij vraagt naar de bekende weg. Helemaal al omdat Hij dat al had kunnen weten. Het Nazireeërschap staat in de Tora, de wet van God. In Numeri 6 staat het uitvoerig beschreven. Manoach hoort die wet te kennen, maar Hij kent de wet niet!
Hoe reageert de HEER? Hij stuurt de boodschapper gewoon nog eens een keer. Uiterst geduldig verdraagt Hij onbegrip en de onkunde van Manoach. Ik denk wel eens, ‘hoe zou ik op een verschijning reageren?’. Natuurlijk schrik je en vraag je je van alles af. Heb ik het echt gezien en echt gehoord? Maar je krijgt hier wel de indruk dat zelfs Manoach en zijn vrouw, de ouders van de redder, in dat ongelovige klimaat in het Israël van toen., zelf ook heel ver van de HEER vandaan gegroeid zijn. Ze kennen Hem eigenlijk maar nauwelijks, en herkennen een boodschapper van Hem dus ook niet. Vooral Manoach snapt niet wat hem overkomt, en hij komt toch uit een volk dat de HEER heel goed heeft leren kennen! Het is onthutsend!
Maar zelfs dan blijft de HEER trouw en geduldig bij zijn volk. Waar is de HEER? Nou, Hij is trouw zelfs als zijn volk dat helemaal niet is!
Perspectief
Broers en zussen, ik vind het soms schrikken als ik de ontwikkelingen in mijn familie zie: al zoveel ex-christenen. Heel anders dan ik dertig jaar geleden ooit had kunnen denken. Ik kan er soms niet echt bij. Sommigen zijn echt vér bij de HEER vandaan gegroeid. En in hun spoor leren andere, jongere, familieleden, de Heer helemaal niet meer kennen. Ze groeien zelfs zonder Hem op. Dat verbijstert me. En het wordt al zo’n grote groep met elkaar! Wat zou ik ze graag weer eens blij elkaar in de kerk zien! Wat zou ik ze graag weer samen bij de Heer zien.
Misschien is dat ook wel zo in jullie families! Het zal niet overal hetzelfde zijn, maar het komt véél meer voor, dat weet ik wel. Het is heel gewoon geworden om ook meerdere niet (meer) christelijke familieleden te hebben.

Dit is niet nieuw, begrijp ik uit ons bijbelgedeelte. Dit kwam ook al bij het oude volk Israël voor. Ik vind het dan heel bemoedigend te zien hoe God de Vader hiermee omgaat. Zijn volk blijft van Hem en Hij blijft bij zijn volk; ook als ze niet meer geloven stuurt Hij hulp. God is niet veranderd sinds die tijd: de grote Redder, onzen Heer Jezus Christus, kwam ook zonder dat zijn volk berouw had. En nog steeds stuurt God boodschappers in de levens van ex-christenen, ja zelfs in dat van atheïsten.
Andries Knevel schreef een boek met bekeringsverhalen van atheïsten: Niets is onmogelijk. Dat blijkt ook nog regelmatig voor te komen. Je merkt aan die verhalen dat de Heer in de buurt is. Broers en zussen: God heeft ons mensen lief, ook die mensen die niet meer van Hem houden! Want God is trouw.
Zelf in onthutsende situaties, zoals op ons familiefeest, mag je weten dat Hij daar ook bij is en dat weet.
Toen stuurde Hij ongevraagd Simson. Wonderlijk, maar toch de HEER toegewijd groeit hij als nazireeër op. ‘Voorspoedig’, want hij werd door de Heer gezegend. Toch lijkt Simson op sommige van onze familieleden. Zij groeiden ook vaak aan de Heer toegewijd op(dat gebeurt in de doop: in Christus geheiligd) op, onder Gods zegen, in de warmte van de gemeente en na toerusting op catechisatie en club en na jaren christelijk onderwijs soms. En toch zijn hun eerste stappen als volwassen mensen –soms al eerder- bij de HEER vandaan. Dat was ook zo bij Simson: het eerste wat hij doet is tegen alle geboden van God in, een vrouw zoeken onder de Filistijnen. Onder de niet-christenen, zouden wij zeggen. Een wonderlijke verlosser die Simson, wonderlijk voorbeeld voor de anderen. Daarover wil ik het de volgende keer nog eens hebben.
Maar zelfs als Simson ontrouw is, ook nu blijft de HEER trouw. Hij blijft bij zijn volk komen (4) en gaat verder op de ingeslagen weg. Dat is toch bij alle verdriet een grote troost. God is ook genadig voor afvalligen en blijft vasthoudend naar hen op zoek.

Dat weten we van die latere Redder die Hij stuurde: De Heer Jezus. Net zoals zijn Vader op zoek naar zondaren, ook naar ex-christenen. Zie je, Hij is nog altijd dezelfde: Zichzelf verloochenen kan Hij niet. God is trouw. Als we weer eens een familiefeestje hebben, moet ik daar maar aan denken. Als God het niet opgeeft, zou ik het dan wel doen? Ik ga er maar eens over na denken hoe ik daarin met de Heer mee kan werken.
Dat is vast en zeker hoopvol, want met zo’n God is niets onmogelijk. Amen

Liturgie
1. Zingen: B 56 Here der heren, Koning der koningen
Ps. 117 Looft, alle volken, looft de Heer
2. Stil gebed, Votum, Zegengroet
3. Zingen: Ps. 146, 1 en 3
6. Kinderdeel + zang: B 224 Lees je Bijbel, bidt elke dag
7. Gebed
4. Bemoediging + Dubbelgebod Heb 11,1-3 ; 32-40
5. Zingen: B 77 U die mij geschapen hebt
8. Lezen:  Richt 13, 1- 14, 3
10. Preek
11. Zingen: Gez. 297 Toch overwint eens de genade
12. Gebed
13. Collecte
14. Zingen: Gez. 459, 1-8 AMVMVMVA (A= allen, M= mannen V = vrouwen)
15. Zegen