zondag 16 augustus 2009

Overleven in de woestijn (2) - strijd (Exo 17)


Exodus 17 – preek – 16-8-2009

1. De vraag
Afgelopen zondag hebben we het gehad over overleven in de woestijn. Ook vanmorgen zullen we het daarover hebben. Maar vanmorgen niet zozeer over de moeite die het woestijnklimaat je kan geven. De constante druk van droogte en de dorheid waar je als kerk doorheen moet. Waar de Heer je doorheen helpt!
Maar vanmorgen komt daar iets bij. Want het is een realiteit dat je in die toch al moeilijke omstandigheden óók nog eens met regelrechte vijandschap te maken krijgt. Acuut en heftig, langdurig en constant. Problemen krijgt door grote druk van buitenaf. Dat gebeurde ook het volk Israël. Da’s moeilijk.
Maar toch lijken zij weer beter af te zijn dan wij. Wij die leven ná de komst van Christus. Want wij zijn vergelijkbare omstandigheden – we krijgen met vijandschap te maken-, maar mogen minder. Want Jezus zegt ons:

En ik zeg jullie je niet te verzetten tegen wie kwaad doet, maar wie je op de rechterwang slaat, ook de linkerwang toe te keren. (Mat 5:39 NBV)

Pas dat eens op deze geschiedenis toe! Wat kun je dáár wat over afpraten! Niet dat we het niet begrijpen wat er staat: dat begrijpen we maar al te goed. En het vervolg ook. Maar, de vraag is: wat we er nou mee moeten? Dat wordt heel concreet als je kinderen naar school gaan. Wat léér je ze? De realist zegt tegen zijn kinderen: als ze je slaan, sla je maar terug hoor! De idealist zegt: laat ze je dan maar slaan en ga maar naar de meesten. Maar allebei zijn er niet gerust op: Jezus zegt het toch maar: keer ze de andere wang toe! Dat gaat verder. Maar dat past helemaal niet in ons leven. Probeer nou maar eens niet terug te slaan, als ze je slaan. Da’s bijna een reflex. En die andere wang toekeren? Wordt het zo geen onmogelijke situatie: worden je kinderen niet uitgeleverd aan het recht van de sterkste? Geeft de Heer Jezus ons hier niet een onmogelijke opdracht in een onmogelijke situatie? Nog meer dan Israël in de woestijn.


2. Israëls situatie?
We moeten het voor Israël in de woestijn niet mooier maken dan het is. Je eerste indruk is: nou voor hen is de Here zo dichtbij ze dat niemand wat tegen ze kan beginnen. Zij hadden Mozes, en God had hem een staf gegeven, waarin macht zit. Dat zouden wij ook wel willen: een magische staf waarmee je 100% zeker bent van Gods hulp.
Maar ook in deze geschiedenis moet je beginnen bij het begin. Het begint niet met de overwinning, het begint met strijd. En die kwam op een onmogelijk moment in een onmogelijke situatie. Na maanden moeite om alleen al te overleven in de woestijn, worden ze uit het niets overvallen door een woestijnvolk, de Amelekieten.‘Khabbatti’, ‘plunderaars’, worden ze in oude teksten genoemd. De woestijnvariant van de Somalische piraten. Reken maar dat deze roversbende goed voorbereid was. Goed bewapend en getraind en wendbaar genoeg om zich snel te verplaatsen. Helemaal op roof ingesteld en vast en zeker vertrouwd met het woestijnklimaat.
Israël daarentegen, -mannen, vrouwen, kinderen en hun vee- heeft geen schijn van kans tegen deze snelle, goed bewapende en wendbare rovers. Een onmogelijke situatie.
En je snapt er niets meer van: de Here wilde Israël toch verlossen? Maar deze openlijke vijandschap betekent toch de ondergang van het volk! En je vraagt je af, wat is de zin hiervan dan?

Opmerkelijk is dat je het volk deze keer niet hoort klagen. Normaal gesproken waren ze daar nogal snel mee. En dan niet zo zuinig ook. In het gedeelte direct hieraan vooraf, had Mozes het bijna met zijn leven moeten bekopen. Hun wantrouwen was totaal: tegenover Mozes en tegenover God. Nog even en ze hadden hem gestenigd. Parijse toestanden in de woestijn. Mozes vergeet het nooit weer en de anderen ook niet want hij noemt die plek naar wat er gebeurde: 'wantrouwen en worsteling’ (Massa en Meriba). Maar nu hoor je ze niet. We lezen er in ieder geval niets over. Het lijkt alsof ze Mozes’ leiderschap nu wel aanvaarden. En Mozes gedraagt zich ook zo. Hij geeft een stel korte bevelen aan een zekere Jozua: “Kies mannen uit, trek op en vecht!”
Dat klinkt kordaat, maar je kunt je afvragen wat het voor zin heeft! Want Mozes geeft Jozua –en wie is dat nu helemaal?-een onmogelijke opdracht in een onmogelijke situatie. Wat willen ongetrainde, en vast ook slecht bewapende ex-slaven beginnen tegen snelle en wendbare beroepsrovers? Die niet alleen een militair overwicht hebben maar ook de situatie naar hun hand kunnen zetten. Als ze het niet van de Israëlische militie kunnen winnen dan nemen ze toch gewoon de vrouwen en de kinderen in gijzeling. Maar het blijft een onmogelijke opdracht in een onmogelijke situatie, ook voor hen.


3. Onze situatie
Niet alleen Gods volk toen in de woestijn, maar ook Gods volk nu in de woestijn –wij dus!- ziet zo’n overmacht voor ons opdoemen. Lees nou eens hoe Paulus onze tegenstanders beschrijft: Onze strijd is niet gericht tegen mensen maar tegen hemelse vorsten, de heersers en de machthebbers van de duisternis, tegen de kwade geesten in de hemelsferen. (Eph 6:12 NBV).

De moed zinkt je in de schoenen als je je deze vijand voor de geest haalt. Kon je hen maar zien! Hebben wij ook maar een schijn van kans tegen zulke machten?En lees dan eens hoe de Heer Jezus voorschrijft hoe wij het gevecht moeten voeren: niet terugslaan maar incasseren: draai ze de andere wang toe, nog meer geven dan ze van je eisen, ze nog verder laten gaan dan ze al gaan, je vijanden liefhebben, ja zelfs voor je vervolgers bidden. Kortom, vechten zoals Jezus deed, toen Hij hier op aarde was. Vechten met de wapenrusting van God, lijkt nog moeilijker dan Israël toen. Want die konden er tenminste nog op slaan, maar na Christus is ons dat niet langer toegestaan. Liefhebben tot het bittere einde en je niet tot haat laten verleiden. Om zo te kunnen vechten moet je volmaakt zijn zoals God je Vader.
Een onmogelijke opgave voor mensen van vlees en bloed die verre van volmaakt zijn en in een onmogelijke situatie -een verre van volmaakte wereld- leven. Dat brengt je niet alleen met je vijand maar ook nog eens met jezelf in conflict. Voor ons is het een gevecht op twee fronten dus: dit is onmogelijk, dit kan ik helemaal niet. De vijand is te sterk en ik ben te zwak.


4. Andere mogelijkheden
Mozes had ook anders kunnen reageren! Zou het geen goed leiderschap van hem geweest zijn om met die woestijnrovers te gaan onderhandelen om te zien of er een compromis uit te slepen was? Het had hun waarschijnlijk wel veel gekost: hun bezittingen en ze hadden misschien wel zoons en dochters als slaven en slavinnen moeten afstaan. En als dat nog niet genoeg was hadden ze zich allemaal als slaven kunnen aanbieden. Al waren ze dan hun vrijheid kwijt, hun leven zouden ze behouden.

Zo doen wij het immers ook vaak: terugtrekken, een compromis sluiten. We leggen ons bij de tegenstand neer en geven dan maar wat toe aan de overweldigende overmacht. We durven het bijvoorbeeld niet aan onze kinderen te leren hun andere wang toe te keren. Zo maken we ons toch afhankelijk van onze vijanden. Als zij niet slaan, slaan wij ook niet. Maar doen ze het wel, dan hebben wij geen keus vinden we. En we leren ze dan toch maar van zich af te slaan. ‘Zul je zien –zeggen we levenswijs- moet je één keer doen, dan heb je nooit meer last van ze!” Zelf doen we al niet anders, de meesten van ons is waarschijnlijk ook niet anders geleerd. En dat heeft gevolgen in onze levens. En omdat we nog steeds terugslaan, hebben we niet geleerd te incasseren. En kunnen we –ook als volwassenen- maar moeilijk met conflicten omgaan. En eerlijk gezegd blijven er in onze levens veel conflicten bestaan. Ook in onze christelijke gemeenten. De strijdbijl is dan vaak wel begraven, maar het conflict is niet zelden springlevend. De kans op vrede blijft links ergens liggen. En iedere keer als we de woorden van Jezus in Mat 5 lezen, hebben we het er wel moeilijk mee – we zien duidelijk dat dit niet de bedoeling is, maar ja ook dat went. We passen ons aan. Dat kan gemakkelijk een trend worden in ons christelijke levens, we passen ons aan. Naarmate de tegenstand groeit, doen we dat meer. We doen op allerlei terreinen een beetje water bij de wijn, want de overmacht is zo groot. En we voelen de druk en we gaan het echte gevecht uit de weg. Want we denken dat het een gevecht is dat we toch niet kunnen winnen. En dus sluipen er allerlei gewoontes binnen bij ons en onze kinderen waar we diep in onszelf erg ongelukkig mee zijn. Maar ja, wat doe je er tegen! En stap voor stap laat je steeds verder in de hoek drijven.

Je kunt natuurlijk ook anders reageren. Niet vluchten, maar vechten: je springt er boven op. Je probeert met grote inspanning mee te werken aan de oplossing van conflicten. En ook om je heen probeer je bemiddelen. Je worstelt voor kerkelijke eenheid. Je geeft al je krachten aan de opbouw van je gemeente. Je zet je in voor je club en verzint steeds weer spetterende activiteiten. Je leert je kinderen om met liefde te reageren op vijandschap. Je houdt moedig vol tegen de druk in …Tot je op een dag instort en het opgeeft, als het weer niet lukt met die kerkelijke eenheid, niet slaagt te vergeven en je kind met een blauw oog thuiskomt en een ander kind aankondigt niet langer naar de kerk te willen, ondanks de jongerendiensten. En het clubbezoek weer ontzettend weer eens ontzettend tegenvalt.
Toegeven of vechten, heeft het niet allebei maar weinig zin? Wij hebben een onmogelijke opdracht in een onmogelijke situatie. Dit kun je niet winnen!


5. De Here is onze banier
Israël besluit niet toe te geven. Slavernij is geen optie. Misschien hadden ze dat wel geleerd na 400 jaar in Egypte. Dat je dan nog beter staande kunt sterven dan op je knieën leven. Hoorde je ze daarom niet protesteren? Toch is het een wanhopig gevecht. Jozua en zijn mannen springen er bovenop, maar ze hebben schijn van kans. Ze worden in de pan gehakt.
Behalve als Mozes die staf omhoog houdt. Dat is geen magische truck, want dan zou het altijd werken. En ik geloof er niets van dat God Mozes alles zal toestaan met die staf. Die staf is een symbool van de macht van de Here waarmee Hij zijn volk Israël wil helpen in hun reis door de woestijn. Zoals Hij beloofd heeft. Daarvoor kan Mozes altijd bij Hem terecht. Maar niet voor zomaar alles!
En als Hij dat doet heeft dat ongelooflijk gevolgen. Die slechtbewapende, ongeoefende en onervaren Israélisch hakken hun vijanden volkomen in de pan. Maar alleen zolang Mozes die staf omhoog houdt.
Zodra hij – bij wijze van spreken- enthousiast gaat staan te juichen- gaan en zijn staf vergeet gaan de Israëlisch weer onderuit. Met hulp van de Here kunnen de Israëlieten het onmogelijke in een onmogelijke situatie. Maar alléén met hulp van de Here.

Waarom helpt Hij Israël niet gewoon? Hij weet toch dat ze hulp nodig hebben. Waarom golft die strijd nog een hele tijd op en neer? Daar zijn vast Israëlisch bij gesneuveld. Waarom moet Mozes zoveel inspanning leveren voordat de Here Israël wil helpen? De Heer vraagt zelfs meer van hem dan hij kan opbrengen, hij heeft de hulp van Aäron en Chur meer dan nodig.

Wat is de betekenis van deze geschiedenis voor ons? De Here wil dat Mozes het opschrijft zodat niemand het ooit zal vergeten. Dus heeft het ook betekenis voor ons. Niet alleen historische: kijk eens hoe trouw God Israël geholpen heeft, maar m.i. meer. Het zit hem in dat: de Here is mijn banier. Door Israël op deze manier te hulp te komen, leert God ze ieder moment helemaal op Hem te vertrouwen en zullen ze het nooit gewoon gaan vinden wat er gebeurt. Wat zij doen kan eigenlijk helemaal niet. En dat moet wel duidelijk blijven. Die Amelekieten waren veel sterker en de Israelisch waren veel te zwak. De Amelekieten hadden het moeten winnen. Allen door de kracht door Here gebeurt toch het onmogelijke. En Mozes geeft de Here de eer: de Here is mijn banier
Vroeger, zag je zo’n banier (banner), veldteken boven de legers uit. In die tijd vaak een verwijzing naar de goden, die de legers sterk zouden maken. ‘De Here is mijn banier.” Hij is Mozes’ God en onze God. Hij maakt ons sterk. Daarom schrijft Paulus 1500 jaar later nog steeds: “zoek je kracht in de Heer, in de kracht van zijn macht. (Eph 6:10 NBV)

Je leert er twee dingen van:
1. Ga het gevecht niet uit de weg. Ook niet als de tegenstand overweldigend is en je het menselijkerwijs niet kunt winnen. Laat je niet slaaf maken van een samenleving en je de vrijheid afpakken door steeds maar een beetje toe te geven. Want uiteindelijk heb je niets meer over om voor te leven en ben je je vrijheid in Christus kwijt. En is je verlossing verloren gegaan. Ga het gevecht niet uit de weg, je verlossing staat op spel.

2. Maar denk geen moment dat je de strijd kunt winnen zonder je Heer. Je moet het onmogelijke presteren in een onmogelijke situatie. Dat kun je niet uit eigen kracht. Concentreer je ieder moment op de Here en weet je afhankelijk van Hem. Ons vechten – in de stijl van Jezus! - kan niet zonder ons bidden. De geheven staf van Mozes staat symbool voor ons gebed.
Paulus: Laat u bij het bidden leiden door de Geest, iedere keer dat u bidt; blijf waakzaam en bidt voortdurend voor alle heiligen. (Eph 6:18 NBV)

Onder het vechten voortdurend bidden voor alle heiligen. Daar kun je niet zorgvuldig genoeg in zijn! Ons bidden verdient ons volkomen aandacht. Immers alleen zo – met onze aandacht bij de Here- kunnen gelovigen toch het onmogelijke in een onmogelijke situatie. Maar we kunnen het! Geloof dat. We kunnen het toch door de kracht van de Heer. Op zijn NT: de Heer is onze banier
Zo zullen we overleven in de woestijn en overwinnen in het gevecht.

Dan gebeuren er wonderlijke dingen:
Jaren geleden werkte ik mee aan een evangelisatieproject in Groningen. We kwamen met straatjongeren in contact. En ook met de wet van de straat. Raak ze nooit aan! Dat ging altijd goed, tot op een dag de vlam in de pan sloeg. 20 jongeren (en het werden er steeds meer), wilden één van ons (een hartpatiënt) in elkaar slaan. Hij had er één een draai om zijn oren gegeven. Wij stonden allemaal om hem heen, en zij stonden met stokken, messen en fietskettingen tegenover ons. Ze sloegen en schopten en hebben zelfs iemand van ons helemaal in elkaar geslagen. Ik denk dat heel wat van ons de neiging hebben gehad om terug te slaan, onderdruk die neiging maar eens. Er is door ons niet teruggeslagen die middag. We kregen op een andere manier hulp en konden de stijl van Koninkrijk hooghouden. Wij waren in de minderheid en gehandicapt, immers van Jezus mogen we niet slaan. De heeft onze stille gebeden beantwoord. We konden niet terugslaan en het hoefde ook niet. Te zwak om te vechten maar niet om te bidden. En de Heer Jezus maakte ons sterk door zijn Geest.

“we vonden onze kracht in de Heer, in de kracht van zijn macht. (Eph 6:10 NBV)” De Heer was onze banier! Amen.

zondag 9 augustus 2009

Over... leven in de woestijn (1) (Exodus 16,1-12)

1. Woestenij
Overdag wordt het er niet zelden meer dan 40 graden, ’s nachts soms rond het vriespunt. Alleen vetplanten kunnen er groeien, hier en daar dan. Met van die dikke bladeren, zodat ze –ook als het heel droog is- nog heel lang groen blijven. Want zij hebben niet veel nodig. Daarom kunnen zij daar ook overleven. In de woestijn, droog, dor, heet en onvruchtbaar. Mensen kunnen daar eigenlijk niet leven. Voor hen is het de zône van de dood. Alleen als het echt niet anders kan, trek je er zo snel mogelijk doorheen. En zo’n tocht moet je goed voorbereiden. Eten en drinken mee en dan via de kortste route naar de andere kant. Want alleen als het meezit kom je onderweg langs een Oase, een groene plek in de dorre woestijn, waar wel schaduw en water is. Maar doorgaans tref je die niet. Meestal reis je door een hete, droge, dorre vlakte, in de volle zon…

Nu moet het hele volk Israël- door de woestijn: mannen, vrouwen, vee maar ook de kleine kinderen. Ze zijn al 45 dagen in de Sinaï onderweg en komen nu in de woestijn Sin. Dat valt hun niet mee. Da’s duidelijk. Een woestijnreis met al je bezittingen, zij moesten ermee lopen. Het eten raakt op, en ze krijgen honger. De kleintjes strompelen over de keien.Het water raakt op, en dan komt de dorst. Da’s nog erger. Het vee begint weg te kwijnen, mannen en vrouwen krijgen dorst. En misschien hou je dat zelf nog wel even vol, maar je kinderen …. Hoe lang kun je dat als ouders aanzien? Dat je kinderen verkommeren in de dorre hitte. En iedere dag gaat opnieuw de gloeiende zon op en aan de horizon strekt zich oneindig de woestijn uit…

2. Nood
Als op een morgen opnieuw die gloeiende zon opkomt aan de ene horizon, en ze aan de andere horizon nog steeds niets anders zien dan onafzienbare woestijn, worden sommigen wanhopig. Zo kunnen ze niet verder…
En ze beginnen Mozes en Aäron verwijten te maken. We gaan hier dood, de Here had ons beter in Egypte kunnen laten doodgaan. Ze zien aan de horizon geen toekomst meer en nu beginnen ze Egypte te idealiseren. Ze zien zichzelf weer zitten rond -zeg maar- de pan op het vuur, met daarin voor iedereen genoeg vlees. Omdat ze, door de honger, haast aan niets anders meer dan aan eten kunnen denken, zijn ze alle andere dingen kennelijk vergeten. Egypte wordt in hun gedachten een paradijs van brood en vlees. Gek is dat, ze waren er slaven geweest. Hadden het er extreem moeilijk gehad, maar dat zijn ze helemaal vergeten.

Wat denk je als je dit leest? Is het niet even: “hoe bestaat het, zijn ze nog maar net in de woestijn en nou zijn ze al alles vergeten wat ze hebben meegemaakt!” Is de Here ze dan niet komen bevrijden uit Egypte? Zijn ze niet onder de indruk van die 10 plagen achter elkaar, die de machtige leider van het wereldrijk Egypte er als een machteloze dwaas uit lieten zien.
Zijn ze dan helemaal vergeten hoe de Heer voor hen zelfs een weg door de zee maakte en Farao’s hele leger in diezelfde zee liet verdrinken? Zijn ze dan zelfs al weer vergeten hoe zoet het water van Mara smaakte, terwijl het eerst zó bitter was dat je het niet drinken kon? Ze hebben zoveel zien veranderen in hun voordeel, hebben ze -na alles- zó weinig vertrouwen in de Here! Voor hen hangt wolkkolom nog!
Ja, dat zeg je gemakkelijk, nadat je vanmorgen je kopje thee gehad hebt en misschien zelfs een ontbijtje. Terwijl je weet dat zometeen de koffie wacht. Terwijl de temperatuur hier een aangename 18-20° is. Maar hoe zou je zelf reageren als het 40° in de schaduw is en je kleine meid naast je om water jengelt en jij het niet kunt geven? En dat terwijl ze al dagen niet behoorlijk gegeten heeft. Terwijl je -zo ver als je kunt kijken- niets anders dan de woestijn ziet. NB Deze mensen die hun beklag doen bij Mozes en Aäron zijn echt in nood… hun kinderen dreigen dood te gaan.

De vraag is voor ons allemaal: hoe sterk sta ik eigenlijk als het echt moeilijk wordt? Als mijn dierbaren het moeilijk hebben en je ontdekt dat je machteloos bent? Als je je begint te realiseren dat er voorlopig ook geen oplossing komt? Niet, voorzover jij kunt zien! Geef eens eerlijk antwoord: ben je er dan helemaal gerust op? Rustig en zeker, omdat je weet dat je een kind van God de Vader bent? Dat je gekocht bent met het bloed van Jezus Christus je Verlosser? En de belofte hebt dat je een grote toekomst staat te wachten in Gods Koninkrijk?
Als je je eigen kleine toekomst hier helemaal niet meer kunt zien, kun je dan nog aan de grote toekomst denken?


3. De gevolgen van een woestijnklimaat…
Wij leven -zoals het volk Israël- in de woestijn (kerk in de woestijn Openb. 12,6). Zeg maar een geestelijke woestijn, hoewel dat ook heel lichamelijke gevolgen kan hebben. En dus moet dit verhaal ons toch dicht op de huid komen. Omdat we bijv. in net zo’n dor klimaat leven dat we soms denken dat we er aan kapot gaan, of nog erger: onze kinderen het geloof zullen opgeven. Want het is soms toch moeilijk om te blijven geloven? Net zoals het volk Israël in de woestijn kun je als kerk in onze samenleving in de crisis raken.

De afgelopen week. Wat doet zo’n krantenkop van afgelopen vrijdag in het ND nu met je:
PKN zal gehalveerd zijn in 2030…Dat is niet alleen hun probleem, maar ook het onze! We beginnen er ook aan gewend te raken dat er regelmatig mensen uit onze gemeente vertrekken. Met onbekende bestemming. Ze zijn er niet langer van overtuigd dat de kerk iets bijdraagt aan hun levens. Dat zijn onze kinderen, onze broers, en onze zussen. Misschien zelfs onze ouders. En dat delen ze met veel Nederlanders. En als dat persoonlijk wordt en één van jouw kinderen ook niet meer wil…
Wat doet het met je als Lodewijk de Waal deze week bij het programma On Air, n.a.v. van de commotie in de EO schampert dat gereformeerde fundamentalisten en humor niet samen gaan. En de berichten uit Pakistan en Bangladesh over moorden op christenen en bedreigingen.
Wat doet het met je als je het moeilijk hebt in je gezin, moeilijk in je werk? Niet nu en dan eens, maar nu al jaren. Zo structureel dat het bent gaan zien als het klimaat waar in je leeft. Hoe lang hou je dat vol.

Wanhoop. In Petrus’ tweede brief, lezen we (2 Pet.3) lezen we van een mensen die het opgeven. Ze geloven niet meer in het heil. Ze zien van het beloofde af. Als je dat leest -lees de eerste 4 versen eens- dan lees je het commentaar van cynisch geworden kerkverlaters die hun geloof zijn kwijt geraakt. En nu vol wrok zitten. Ze hebben zitten wachten op de belofte, zeg maar op het terugkomen van Jezus Christus. Op al het geluk dat ons beloofd is. Maar Hij kwam niet en al het mooie van het koninkrijk ook niet en intussen hadden ze het erg moeilijk en moesten ze met de gemeente van Christus door een dorre woestijn. Op den duur geloven ze er niet meer in dat het ooit anders wordt. Ze reageren precies zoals als het volk in de woestijn:
1e De Here is uit beeld. Het volk Israël vroeg de Here niet (gebed!), maar klaagde Mozes en Aäron aan. De spotters hun ex-broeders en zusters die er nog wel in geloven.

2e Ze zien af van de belofte. Israël wil vanuit de woestijn naar hun leven in Egypte terug, omdat ze daar tenminste te eten hadden. -Liever slaaf met een volle maag, dan vrij en verhongerd-. Zij willen terug naar het leven van vóór de verlossing. En dat doen de spotters ook: ze kiezen voor een leven waarin het stillen van de eigen kleinere verlangens (hun eigen begeerten: 3,3), het belangrijkste is. Zo hoef je niet meer op de vervulling van de grote beloften te wachten. Je stelt je tevreden met wat er is en je haalt er uit wat er in zit. En je verwacht er niet meer van. Niet het grote verhaal maar het kleine verlangen…Zij verwachten het niet meer van God. Niet van zijn Koninkrijk. Niet van zijn Zoon. Maar van het leven voorzover dat nog wat te bieden heeft. Ze halen uit het leven wat erin zit. Dan weet je tenminste waaraan je toe bent

4. De Here reageert
Heel wat Israëlieten reageren met wanhoop op het woestijnklimaat. Maar hoe reageert de Here op hun gebrek aan geloof? Hij is niet verontwaardigd dat de Israëlieten Hem niet meer willen zien. Want zo is het toch. De wolkkolom is er nog steeds, maar zij kijken er aan voorbij. Ze zien alleen maar woestijn. Hij is ook niet verontwaardigd dat ze liever terugwillen naar Egypte dan vooruit naar het beloofde land. Hij is betrokken! Hij behandelt zijn volk niet alsof ze vetplantjes zijn. Ze hebben meer nodig in de woestijn, Hij wéét dat en Hij geeft het ze. Hij geeft ze weer perspectief (letterlijk kwakkels en manna). Door iets voor mensen onmogelijks te doen. En opnieuw merk je hoe groot de Here is. Hij maakt van een woestijn, waar alleen maar vetplantjes willen groeien, in één nacht een land van vlees en brood. In één nacht! Dat kan helemaal niet, maar het gebeurt toch. Net zoals al die andere dingen‘s Avonds vlees uit de lucht; en ‘s morgen brood uit de lucht. Voedsel vanuit de hemel. Dat maakt van de woestijn nog geen paradijs, een land van melk en honing, maar zo is het toch een plaats waar je kunt overleven tegen verwachting in. Iedere dag je dagelijkse behoefte: te eten en te drinken. Zo tilt Hij hun hoofd omhoog en helpt Hij ze over de horizon van de woestijn héén te kijken. Nee het is ook zo, in de woestijn kun je normaal gesproken niet overleven, daar hebben jullie gelijk in. Maar jullie zijn dan niet ook met Mozes en Aäron onderweg in een onbezonnen avontuur. Jullie zijn met Mij onderweg, weten jullie nog wel. Jullie eigen Heer en God. Uit Egypte door de zee, via het bitter naar het zoet en zelfs dwars door heel dorre woestenij. En als Ik er bij ben, kun je zelfs in de woestijn overleven.

Waarom dan zo? Waarom eerst de nood. Ik denk dat de Here, door niet onmiddellijk te geven wat nodig is, Israel leert op Hem persoonlijk te vertrouwen. Dat moet Israël leren. Je zekerheid zit niet in je omgeving, in je werk, in je voorraden, je huis, je gezondheid maar in Hem!

Dat is voor de kerk in de woestijn, voor ons dus, hetzelfde. We leven in een slecht klimaat, dat ons helemaal kan uitputten. En op sommige momenten kan de druk zo groot worden dat je in de crisis raakt.
Want wat ik net noemde raakt je. Vooral gedoopte jongeren verlaten de kerk immers, onze jongeren ook. En je zult zien dat we daarop niet zomaar antwoorden hebben. Dat we het met elkaar in de kerk niet eens kunnen worden over de oplossingen. De één wil terug naar vroeger en de ander wil juist nog verder vooruit. Anderen beginnen af te haken en doet eigenlijk niet meer mee. En velen worden wat gelaten en concentreren zich maar op hun dagelijkse leven. En in veel van onze gesprekken, gaat de moedeloosheid doorklinken. En toontje dat als boodschap heeft: ‘dit komt toch niet meer goed’ En we idealiseren het verleden: vroeger ja , ja vroeger.

Inderdaad de kerk in de woestijn is ook vaak kerk in de crisis. En als het echt moeilijk wordt kunnen we elkaar zelfs de schuld gaan geven. We hadden… nou ja vul maar in

Broers en zussen, wordt niet wanhopig. Natuurlijk is het moeilijk in de woestijn! Dat kun je verwachten. Maar ook in deze woestijn is de Here erbij. We zijn niet aan één of ander onbezonnen kerkavontuur begonnen zijn. Het is niet ons avontuur, het is de kerk van de Heer. God is met ons onderweg, Hij geeft ons -onderweg- ook wat we nodig hebben. Voor Israël brood en vlees, voor ons Gods Woord, ja méér dan dat Jezus Christus in eigen persoon (óns brood uit de hemel) en onze Heer Jezus geeft ons weer aan elkaar en dat is genoeg om te overleven. Om door crises heen te komen.
God geeft je steeds weer uitzicht (2 Pet.3,5-8 één dag als..). Hij verlost je van je oogkleppen waardoor je – met de hoofd op de borst- alleen nog maar de grond ziet en horizon kwijt bent. Hij laat je steeds weer verder kijken
1e Hij waarschuwt je voor blikvernauwing … Al ben je de wanhoop nabij en zie je als mens niet verder hoe het dan moet met je eigen leven, met de gemeente, met dit land. IK overziet veel meer dan jij… Je hebt te maken met een God die plannen maakte voor dat de wereldgeschiedenis begon en wanneer Hij klaar is de wereldgeschiedenis afgelopen. Dit is méér dan wereldschaal, de schaal van het Koninkrijk van God.
De Here God roept je op en helpt je om over de horizon van je leven heen te kijken en daarachter -misschien eerder dan je denkt- het Koninkrijk van God in het oog te houden.
2e Hij waarschuwt je ook voor verkeerde conclusies. Zoals Petrus schrijft: een slak en een leeuw zijn soms even langzaam, maar wij verwarren ze niet met elkaar. De één is traag, de ander geduldig in de jacht op zijn prooi.We zien een leeuw niet voor een slak aan! We kijken wel uit! We weten wat een Leeuw kan. Zo moeten we God ook niet voor een slak aanzien. Wat je voor traagheid aan kunt zien is in feite Gods geduld. Want Hij is een zorgvuldige Redder. Hij geeft alle mensen alle kansen om gered te worden, want Hij wil niet dat er mensen verloren gaan (3,9). Traagheid en geduld het ziet er op het eerste gezicht hetzelfde uit, maar het beiden hebben een heel andere reden. God is niet onverschillig, Hij is in tegendeel uiterst zorgvuldig met ieder mensenleven.
Vandaar dat voor ons het woestijnklimaat soms langer duurt…


Uiteindelijk heeft het allemaal met vertrouwen (= geloof) in God te maken. Het besef dat Hij wel weet dat wij niet zover kunnen zien als Hij. Dat Hij wel weet dat we kracht nodig hebben om het vol te houden. Dat Hij niet verwacht dat je dat ergens uit jezelf vandaan haalt. Maar Hij je het wil geven iedere dag, zoals dagelijks eten. Door je via zijn Woord - de Bijbel- en door het werk van de Geest, -brood uit de hemel; door Jezus Christus Zelf- sterk genoeg te maken voor het leven in de woestijn. Zodat je iedere dag die je in de woestijn hebt te leven dóór komt. Je krijgt het van Hem, ontvang van Hem. Lees het en bid Hem, iedere dag. Durf het van Hem te verwachten en neem het dan ook aan.
Het zijn geen loze beloften! Laat je dat niet wijsmaken! God heeft zich daarop vastgelegd in een verbond met ons. Er staat een handtekening onder in het bloed van Jezus Christus
En zo nu en dan zorgt Hij wel voor een Oase. Een wonder in de woestijn, een voorproefje van straks.


Zoals br. Chris Steyn vertelde in India komen door het werk van vooral één arts 225.000 Dalits (de laagste kaste) tot geloof.


5. Zekerheid in de woestijn
De Here God geeft ons, kerk in de woestijn, toch zekerheid door Zichzelf aan ons te laten zien. In zijn Woord en door zijn Geest, in de broers en zussen Dat geeft zekerheid.
1e Zekerheid, dat betekent niet dat je alles snapt. Dat er geen vragen meer zijn. En ook niet dat je het soms niet héél moeilijk kunt hebben.

2e Zekerheid betekent:
a) dat God je helpt verder te kijken dan je zelf kunt geloven. Over je eigen horizon heen naar de toekomst van het Koninkrijk
b) Zekerheid betekent geen zelfverzekerdheid maar het kunnen steunen op de Here. Van Wie je weet dat Hij zo graag wil redden dat Hij Jezus Christus zijn Zoon voor je liet sterven. Wat zal er dan nog niet meer mogelijk zijn.
c) Zekerheid is dus zeker weten dat God, je Heer, je liefheeft
NB Hij geeft je geen zekerheid voor een heel leven tegelijk, maar genoeg voor iedere dag. Zoals er iedere morgen genoeg Manna was. Om het een dag lang vol te kunnen houden. Steeds weer overtuigt Hij je van zijn liefde: Ik, God ben je Vader. Mijn Zoon is je Redder, mijn Geest is je hulp… Met ons kun je zelfs in de woestijn overleven. Amen.