zondag 16 augustus 2009

Overleven in de woestijn (2) - strijd (Exo 17)


Exodus 17 – preek – 16-8-2009

1. De vraag
Afgelopen zondag hebben we het gehad over overleven in de woestijn. Ook vanmorgen zullen we het daarover hebben. Maar vanmorgen niet zozeer over de moeite die het woestijnklimaat je kan geven. De constante druk van droogte en de dorheid waar je als kerk doorheen moet. Waar de Heer je doorheen helpt!
Maar vanmorgen komt daar iets bij. Want het is een realiteit dat je in die toch al moeilijke omstandigheden óók nog eens met regelrechte vijandschap te maken krijgt. Acuut en heftig, langdurig en constant. Problemen krijgt door grote druk van buitenaf. Dat gebeurde ook het volk Israël. Da’s moeilijk.
Maar toch lijken zij weer beter af te zijn dan wij. Wij die leven ná de komst van Christus. Want wij zijn vergelijkbare omstandigheden – we krijgen met vijandschap te maken-, maar mogen minder. Want Jezus zegt ons:

En ik zeg jullie je niet te verzetten tegen wie kwaad doet, maar wie je op de rechterwang slaat, ook de linkerwang toe te keren. (Mat 5:39 NBV)

Pas dat eens op deze geschiedenis toe! Wat kun je dáár wat over afpraten! Niet dat we het niet begrijpen wat er staat: dat begrijpen we maar al te goed. En het vervolg ook. Maar, de vraag is: wat we er nou mee moeten? Dat wordt heel concreet als je kinderen naar school gaan. Wat léér je ze? De realist zegt tegen zijn kinderen: als ze je slaan, sla je maar terug hoor! De idealist zegt: laat ze je dan maar slaan en ga maar naar de meesten. Maar allebei zijn er niet gerust op: Jezus zegt het toch maar: keer ze de andere wang toe! Dat gaat verder. Maar dat past helemaal niet in ons leven. Probeer nou maar eens niet terug te slaan, als ze je slaan. Da’s bijna een reflex. En die andere wang toekeren? Wordt het zo geen onmogelijke situatie: worden je kinderen niet uitgeleverd aan het recht van de sterkste? Geeft de Heer Jezus ons hier niet een onmogelijke opdracht in een onmogelijke situatie? Nog meer dan Israël in de woestijn.


2. Israëls situatie?
We moeten het voor Israël in de woestijn niet mooier maken dan het is. Je eerste indruk is: nou voor hen is de Here zo dichtbij ze dat niemand wat tegen ze kan beginnen. Zij hadden Mozes, en God had hem een staf gegeven, waarin macht zit. Dat zouden wij ook wel willen: een magische staf waarmee je 100% zeker bent van Gods hulp.
Maar ook in deze geschiedenis moet je beginnen bij het begin. Het begint niet met de overwinning, het begint met strijd. En die kwam op een onmogelijk moment in een onmogelijke situatie. Na maanden moeite om alleen al te overleven in de woestijn, worden ze uit het niets overvallen door een woestijnvolk, de Amelekieten.‘Khabbatti’, ‘plunderaars’, worden ze in oude teksten genoemd. De woestijnvariant van de Somalische piraten. Reken maar dat deze roversbende goed voorbereid was. Goed bewapend en getraind en wendbaar genoeg om zich snel te verplaatsen. Helemaal op roof ingesteld en vast en zeker vertrouwd met het woestijnklimaat.
Israël daarentegen, -mannen, vrouwen, kinderen en hun vee- heeft geen schijn van kans tegen deze snelle, goed bewapende en wendbare rovers. Een onmogelijke situatie.
En je snapt er niets meer van: de Here wilde Israël toch verlossen? Maar deze openlijke vijandschap betekent toch de ondergang van het volk! En je vraagt je af, wat is de zin hiervan dan?

Opmerkelijk is dat je het volk deze keer niet hoort klagen. Normaal gesproken waren ze daar nogal snel mee. En dan niet zo zuinig ook. In het gedeelte direct hieraan vooraf, had Mozes het bijna met zijn leven moeten bekopen. Hun wantrouwen was totaal: tegenover Mozes en tegenover God. Nog even en ze hadden hem gestenigd. Parijse toestanden in de woestijn. Mozes vergeet het nooit weer en de anderen ook niet want hij noemt die plek naar wat er gebeurde: 'wantrouwen en worsteling’ (Massa en Meriba). Maar nu hoor je ze niet. We lezen er in ieder geval niets over. Het lijkt alsof ze Mozes’ leiderschap nu wel aanvaarden. En Mozes gedraagt zich ook zo. Hij geeft een stel korte bevelen aan een zekere Jozua: “Kies mannen uit, trek op en vecht!”
Dat klinkt kordaat, maar je kunt je afvragen wat het voor zin heeft! Want Mozes geeft Jozua –en wie is dat nu helemaal?-een onmogelijke opdracht in een onmogelijke situatie. Wat willen ongetrainde, en vast ook slecht bewapende ex-slaven beginnen tegen snelle en wendbare beroepsrovers? Die niet alleen een militair overwicht hebben maar ook de situatie naar hun hand kunnen zetten. Als ze het niet van de Israëlische militie kunnen winnen dan nemen ze toch gewoon de vrouwen en de kinderen in gijzeling. Maar het blijft een onmogelijke opdracht in een onmogelijke situatie, ook voor hen.


3. Onze situatie
Niet alleen Gods volk toen in de woestijn, maar ook Gods volk nu in de woestijn –wij dus!- ziet zo’n overmacht voor ons opdoemen. Lees nou eens hoe Paulus onze tegenstanders beschrijft: Onze strijd is niet gericht tegen mensen maar tegen hemelse vorsten, de heersers en de machthebbers van de duisternis, tegen de kwade geesten in de hemelsferen. (Eph 6:12 NBV).

De moed zinkt je in de schoenen als je je deze vijand voor de geest haalt. Kon je hen maar zien! Hebben wij ook maar een schijn van kans tegen zulke machten?En lees dan eens hoe de Heer Jezus voorschrijft hoe wij het gevecht moeten voeren: niet terugslaan maar incasseren: draai ze de andere wang toe, nog meer geven dan ze van je eisen, ze nog verder laten gaan dan ze al gaan, je vijanden liefhebben, ja zelfs voor je vervolgers bidden. Kortom, vechten zoals Jezus deed, toen Hij hier op aarde was. Vechten met de wapenrusting van God, lijkt nog moeilijker dan Israël toen. Want die konden er tenminste nog op slaan, maar na Christus is ons dat niet langer toegestaan. Liefhebben tot het bittere einde en je niet tot haat laten verleiden. Om zo te kunnen vechten moet je volmaakt zijn zoals God je Vader.
Een onmogelijke opgave voor mensen van vlees en bloed die verre van volmaakt zijn en in een onmogelijke situatie -een verre van volmaakte wereld- leven. Dat brengt je niet alleen met je vijand maar ook nog eens met jezelf in conflict. Voor ons is het een gevecht op twee fronten dus: dit is onmogelijk, dit kan ik helemaal niet. De vijand is te sterk en ik ben te zwak.


4. Andere mogelijkheden
Mozes had ook anders kunnen reageren! Zou het geen goed leiderschap van hem geweest zijn om met die woestijnrovers te gaan onderhandelen om te zien of er een compromis uit te slepen was? Het had hun waarschijnlijk wel veel gekost: hun bezittingen en ze hadden misschien wel zoons en dochters als slaven en slavinnen moeten afstaan. En als dat nog niet genoeg was hadden ze zich allemaal als slaven kunnen aanbieden. Al waren ze dan hun vrijheid kwijt, hun leven zouden ze behouden.

Zo doen wij het immers ook vaak: terugtrekken, een compromis sluiten. We leggen ons bij de tegenstand neer en geven dan maar wat toe aan de overweldigende overmacht. We durven het bijvoorbeeld niet aan onze kinderen te leren hun andere wang toe te keren. Zo maken we ons toch afhankelijk van onze vijanden. Als zij niet slaan, slaan wij ook niet. Maar doen ze het wel, dan hebben wij geen keus vinden we. En we leren ze dan toch maar van zich af te slaan. ‘Zul je zien –zeggen we levenswijs- moet je één keer doen, dan heb je nooit meer last van ze!” Zelf doen we al niet anders, de meesten van ons is waarschijnlijk ook niet anders geleerd. En dat heeft gevolgen in onze levens. En omdat we nog steeds terugslaan, hebben we niet geleerd te incasseren. En kunnen we –ook als volwassenen- maar moeilijk met conflicten omgaan. En eerlijk gezegd blijven er in onze levens veel conflicten bestaan. Ook in onze christelijke gemeenten. De strijdbijl is dan vaak wel begraven, maar het conflict is niet zelden springlevend. De kans op vrede blijft links ergens liggen. En iedere keer als we de woorden van Jezus in Mat 5 lezen, hebben we het er wel moeilijk mee – we zien duidelijk dat dit niet de bedoeling is, maar ja ook dat went. We passen ons aan. Dat kan gemakkelijk een trend worden in ons christelijke levens, we passen ons aan. Naarmate de tegenstand groeit, doen we dat meer. We doen op allerlei terreinen een beetje water bij de wijn, want de overmacht is zo groot. En we voelen de druk en we gaan het echte gevecht uit de weg. Want we denken dat het een gevecht is dat we toch niet kunnen winnen. En dus sluipen er allerlei gewoontes binnen bij ons en onze kinderen waar we diep in onszelf erg ongelukkig mee zijn. Maar ja, wat doe je er tegen! En stap voor stap laat je steeds verder in de hoek drijven.

Je kunt natuurlijk ook anders reageren. Niet vluchten, maar vechten: je springt er boven op. Je probeert met grote inspanning mee te werken aan de oplossing van conflicten. En ook om je heen probeer je bemiddelen. Je worstelt voor kerkelijke eenheid. Je geeft al je krachten aan de opbouw van je gemeente. Je zet je in voor je club en verzint steeds weer spetterende activiteiten. Je leert je kinderen om met liefde te reageren op vijandschap. Je houdt moedig vol tegen de druk in …Tot je op een dag instort en het opgeeft, als het weer niet lukt met die kerkelijke eenheid, niet slaagt te vergeven en je kind met een blauw oog thuiskomt en een ander kind aankondigt niet langer naar de kerk te willen, ondanks de jongerendiensten. En het clubbezoek weer ontzettend weer eens ontzettend tegenvalt.
Toegeven of vechten, heeft het niet allebei maar weinig zin? Wij hebben een onmogelijke opdracht in een onmogelijke situatie. Dit kun je niet winnen!


5. De Here is onze banier
Israël besluit niet toe te geven. Slavernij is geen optie. Misschien hadden ze dat wel geleerd na 400 jaar in Egypte. Dat je dan nog beter staande kunt sterven dan op je knieën leven. Hoorde je ze daarom niet protesteren? Toch is het een wanhopig gevecht. Jozua en zijn mannen springen er bovenop, maar ze hebben schijn van kans. Ze worden in de pan gehakt.
Behalve als Mozes die staf omhoog houdt. Dat is geen magische truck, want dan zou het altijd werken. En ik geloof er niets van dat God Mozes alles zal toestaan met die staf. Die staf is een symbool van de macht van de Here waarmee Hij zijn volk Israël wil helpen in hun reis door de woestijn. Zoals Hij beloofd heeft. Daarvoor kan Mozes altijd bij Hem terecht. Maar niet voor zomaar alles!
En als Hij dat doet heeft dat ongelooflijk gevolgen. Die slechtbewapende, ongeoefende en onervaren Israélisch hakken hun vijanden volkomen in de pan. Maar alleen zolang Mozes die staf omhoog houdt.
Zodra hij – bij wijze van spreken- enthousiast gaat staan te juichen- gaan en zijn staf vergeet gaan de Israëlisch weer onderuit. Met hulp van de Here kunnen de Israëlieten het onmogelijke in een onmogelijke situatie. Maar alléén met hulp van de Here.

Waarom helpt Hij Israël niet gewoon? Hij weet toch dat ze hulp nodig hebben. Waarom golft die strijd nog een hele tijd op en neer? Daar zijn vast Israëlisch bij gesneuveld. Waarom moet Mozes zoveel inspanning leveren voordat de Here Israël wil helpen? De Heer vraagt zelfs meer van hem dan hij kan opbrengen, hij heeft de hulp van Aäron en Chur meer dan nodig.

Wat is de betekenis van deze geschiedenis voor ons? De Here wil dat Mozes het opschrijft zodat niemand het ooit zal vergeten. Dus heeft het ook betekenis voor ons. Niet alleen historische: kijk eens hoe trouw God Israël geholpen heeft, maar m.i. meer. Het zit hem in dat: de Here is mijn banier. Door Israël op deze manier te hulp te komen, leert God ze ieder moment helemaal op Hem te vertrouwen en zullen ze het nooit gewoon gaan vinden wat er gebeurt. Wat zij doen kan eigenlijk helemaal niet. En dat moet wel duidelijk blijven. Die Amelekieten waren veel sterker en de Israelisch waren veel te zwak. De Amelekieten hadden het moeten winnen. Allen door de kracht door Here gebeurt toch het onmogelijke. En Mozes geeft de Here de eer: de Here is mijn banier
Vroeger, zag je zo’n banier (banner), veldteken boven de legers uit. In die tijd vaak een verwijzing naar de goden, die de legers sterk zouden maken. ‘De Here is mijn banier.” Hij is Mozes’ God en onze God. Hij maakt ons sterk. Daarom schrijft Paulus 1500 jaar later nog steeds: “zoek je kracht in de Heer, in de kracht van zijn macht. (Eph 6:10 NBV)

Je leert er twee dingen van:
1. Ga het gevecht niet uit de weg. Ook niet als de tegenstand overweldigend is en je het menselijkerwijs niet kunt winnen. Laat je niet slaaf maken van een samenleving en je de vrijheid afpakken door steeds maar een beetje toe te geven. Want uiteindelijk heb je niets meer over om voor te leven en ben je je vrijheid in Christus kwijt. En is je verlossing verloren gegaan. Ga het gevecht niet uit de weg, je verlossing staat op spel.

2. Maar denk geen moment dat je de strijd kunt winnen zonder je Heer. Je moet het onmogelijke presteren in een onmogelijke situatie. Dat kun je niet uit eigen kracht. Concentreer je ieder moment op de Here en weet je afhankelijk van Hem. Ons vechten – in de stijl van Jezus! - kan niet zonder ons bidden. De geheven staf van Mozes staat symbool voor ons gebed.
Paulus: Laat u bij het bidden leiden door de Geest, iedere keer dat u bidt; blijf waakzaam en bidt voortdurend voor alle heiligen. (Eph 6:18 NBV)

Onder het vechten voortdurend bidden voor alle heiligen. Daar kun je niet zorgvuldig genoeg in zijn! Ons bidden verdient ons volkomen aandacht. Immers alleen zo – met onze aandacht bij de Here- kunnen gelovigen toch het onmogelijke in een onmogelijke situatie. Maar we kunnen het! Geloof dat. We kunnen het toch door de kracht van de Heer. Op zijn NT: de Heer is onze banier
Zo zullen we overleven in de woestijn en overwinnen in het gevecht.

Dan gebeuren er wonderlijke dingen:
Jaren geleden werkte ik mee aan een evangelisatieproject in Groningen. We kwamen met straatjongeren in contact. En ook met de wet van de straat. Raak ze nooit aan! Dat ging altijd goed, tot op een dag de vlam in de pan sloeg. 20 jongeren (en het werden er steeds meer), wilden één van ons (een hartpatiënt) in elkaar slaan. Hij had er één een draai om zijn oren gegeven. Wij stonden allemaal om hem heen, en zij stonden met stokken, messen en fietskettingen tegenover ons. Ze sloegen en schopten en hebben zelfs iemand van ons helemaal in elkaar geslagen. Ik denk dat heel wat van ons de neiging hebben gehad om terug te slaan, onderdruk die neiging maar eens. Er is door ons niet teruggeslagen die middag. We kregen op een andere manier hulp en konden de stijl van Koninkrijk hooghouden. Wij waren in de minderheid en gehandicapt, immers van Jezus mogen we niet slaan. De heeft onze stille gebeden beantwoord. We konden niet terugslaan en het hoefde ook niet. Te zwak om te vechten maar niet om te bidden. En de Heer Jezus maakte ons sterk door zijn Geest.

“we vonden onze kracht in de Heer, in de kracht van zijn macht. (Eph 6:10 NBV)” De Heer was onze banier! Amen.

10 opmerkingen:

  1. Beste Wieb en andere lezers,

    Ik vraag me af hoe 'de andere wang' zich verhoudt tot 'voor mezelf opkomen'.

    Als je kinderen leert om altijd maar de andere wang toe te keren is er een (m.i. tamelijk groot) risico dat ze dit tot een makkelijk slachtoffer maakt voor pestgrage school- en buurtgenootjes.

    Moeten we onze kinderen dan maar laten pesten omdat Jezus zei dat we de andere wang moeten toekeren? Dat kan de bedoeling toch niet zijn?

    Wat moet ik mijn kinderen straks leren? Sla d'r op of laat je slaan? Of is er nog een middenweg?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ha Geertje,

    In alle bescheidenheid gesproken, wat is het beste dat jij je dochter gunt? Dat ze leert dat ze met een flinke mep voor haar eigen veiligheid kan zorgen?
    Voor mij is Mat. 5 geen klein praktisch puntje, maar raakt het aan de kern van ons leven met de Heer. Durf je je in een onmogelijke situatie aan de Heer toe te vertrouwen? Of doen we het toch op onze eigen manier?

    Daar is niet alles mee gezegd. Mijn opmerking in de preek is een beetje kort door de bocht.
    Je hebt gelijk als er vanuit gaat dat er voor die levensstijl groei naar volwassenheid nodig is (zoals Durk Muurling me ook na de dienst terecht zei).
    Dat kun je niet in één keer, je leert het met vallen en opstaan. En de –christelijke school- waarop je zit zou daarvoor het goede klimaat moeten bieden. Leerlingen moeten er zo veilig zijn dat ze zich Jezus’ houding kunnen eigen maken.
    Uit jouw verhaal vermoed dat dit op jouw school –zoals op de mijne- niet zo was.

    Mijn vraag aan jou: als je als kind niet begint te leren te incasseren zoals Jezus voorschrijft, zul je het als volwassene dan ooit doen?

    Met een hartelijke groet,

    Wieb

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Beste Wieb,

    Ik snap dat je niet tegen een kind kunt zeggen: 'tot je zestiende mag je terugslaan en daarna moet je volwassen genoeg zijn om je andere wang toe te keren'. Ik besef me ook dat als je wilt dat je kind ooit leert om te incasseren je vroeg zult moeten beginnen om dit aan je kind te leren. Maar ten koste van wat?
    Ik vind het nogal wat om van een kind zulk volwassen gedrag te verwachten. Zelfs voor volwassenen is zoiets al heel moeilijk.
    Mijn ervaring is inderdaad dat andere kinderen niet onder de indruk zijn en er gewoon overheen denderen.
    Moet mijn kind dan een rotschooltijd hebben omdat ze zonodig zoals Jezus moet zijn? Ik vermoed dat ze dat niet echt leuk vind.

    Quote: En de –christelijke- school waarop je zit zou daarvoor het goede klimaat moeten bieden. Leerlingen moeten er zo veilig zijn dat ze zich Jezus’ houding kunnen eigen maken.

    Onderwijzend Nederland, leest u mee? Misschien ligt hier ook wel een taak voor u...

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Lieve mensen,
    Heel de bijbel vraagt van ons een (ver)nieuw(d)e levensstijl. Jezus zegt: "Neem Mijn juk op je". Draag je kruis. Nee, dat is niet altijd makkelijk. Maar god vraagt nooit iets, zonder alles te beloven en geven, wat we nodig hebben."zie Ik ben met jullie tot aan het einde der tijden". Concreet naar je kinderen: Een mens kan alleen leven met zo'n levenshouding vanuit een basis van liefde, van veiligheid en vertrouwen. Als je leeft vanuit de kracht, de liefde die God geeft, de God die doden tot leven wekt, dan kun je een stootje hebben. Bemoedig je kinderen hierin en bidt om wijsheid om aan je kinderen door te geven en geloof, dat God hen zal zegenen.

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Het lijkt me nogal veel om van een kind te verwachten dat hij of zij 'vanuit de kracht en liefde die God geeft' kan leven (weleens verdiept in de hiërarchie binnen de klaslokalen?)

    Zijn er ouders die dit wel kunnen/doen en hoe doen jullie dit dan??? En heeft jullie kind het leuk op school?

    BeantwoordenVerwijderen
  6. Deze reactie is verwijderd door de auteur.

    BeantwoordenVerwijderen
  7. Dag allemaal,
    Ik heb mijn vorige stukje verwijderd omdat ik het toch niet goed vond deze zo te plaatsen. Geertje ik bel je!

    BeantwoordenVerwijderen
  8. In het stemhoekje heb ik nee gestemd. In deze bijbelgedeelten gaat het volgens mij namelijk helmaal niet over opvoeding van kinderen en gedrag van broeders en zusters onder elkaar. (Als ik dat zo zeggen mag, Wieb.) Het gaat er over volwassenen, in een oorlogssituatie in Exodus 17, en in sitaties van geloofsvervolging in Mattheüs 5:38 en 39.
    De tegenstelling tussen het OT en het NT is denk ik, dat in het OT er letterlijk tegen een zichtbare vijand werd gestreden, en in het NT is de vijand onzichtbaar, het is de duivel, de vijand van God en van ons. We lezen hierover in Efeze 6: 10-20. De overeenkomst is dat in beide gevallen God voor zijn volk strijdt.Voor ons is de geestelijke strijd al gestreden, Jezus heeft overwonnen. De mens die voor ons staat en die ons slaat of vervolgt, is weliswaar een instrument, maar hij is onze medemens, die we moeten liefhebben en vergeven, dat betekent de andere wang toekeren, niet wraakzuchtig zijn. En de tegenstelling dat je in het OT wel mocht vechten en in het NT niet, is niet helemaal waar volgens mij.In het OT mochten ze heus niet altijd vechten, liever wide God dat ze rustig langs of door het land van de Amalekieten trokken. Maar Amalek was gemeen en viel hen van achteren aan, zie Deuteronomium 25: 17 en 18, daarvoor werden ze gestraft.
    Ook in is deze volwassen situaties de keus alleen: Slaan of geslagen worden, winnen of verliezen, zwart of wit. Durf te verliezen, want met Jezus heb je al gewonnen! Hoewel dit best moeilijk is in tijden van vervolging of strijd in je hart!
    Bij het opvoeden van kinderen gaat het niet over zulke situaties als oorlog of geestelijke strijd, en ook bij veel zaakjes die wij als volwassenen in de omgang met onze naasten kunnen hebben. Dan zijn deze hoofdstukken niet van toepassing. Dan geldt in de omgang met onze naasten, voor groot en klein: Heb je naaste lief als jezelf, dit zegt de Heer Jezus in Mattheüs 22:39.Let op: Er staat als jezelf en niet in plaats van jezelf of boven jezelf, zo hebben mensen het helaas vaak geïnterpreteerd. De ander mag ruimte innemen, maar jij ook! Dit evenwicht moeten we kinderen (en onszelf) leren. Hier is het niet zo zwart of wit, maar bij kinderruzies en bij omgangsproblemen tussen volwassenen, zijn er wel meer tussenoplossingen, waarschuwingen of overleg mogelijk. Als je geslagen wordt, hoef je niet gelijk terug te slaan maar ook niet je te laten slaan. Zeg bijvoorbeeld:
    Ik vind het niet fijn dat jij mij slaat! Stop ermee, stop zei ik!. Hou op, ik deed toch ook niks. Als je niet stopt, roep ik iemand om te helpen, ga ik het zeggen, ga ik gillen. Als je nu nog niet stopt sla ik terug. Ik mag hier best spelen.Je hoeft me niet weg te sturen.
    Het slaande kind kan zonder reden slaan, maar ook uit zelfverdediging, omdat een ander kind schold of iets afpakte. Leer dan: Ik ben helemaal geen stommerd, ach hou je mond, daar schrik ik heus niet van. Geef mijn schep terug, doe effe normaal. (enz.)
    Zulke alternatieven moet je kinderen wel leren, ze zijn behalve bij pesten ook nuttig
    bij ongewenste intimiteiten, waar kinderen ook veel te weinig voor worden gewaarschuwd. De passieve manier: laat maar slaan, laat maar gebeuren, kan kinderen veel soms langdurige schade berokkenen.
    Lieve Geertje , ik hoop dat je wat hebt aan deze tips?
    Mieke Kokee.

    BeantwoordenVerwijderen
  9. Beste Mieke,

    Bedankt voor je reactie. Hier heb ik zeker wat aan. Dus toch een soort tussenweg: niet terugslaan, maar je kind leren dat ze ook zeker niet zomaar alles hoeven te pikken.
    Lijkt me heel gezond. Bedankt.

    Groetjes, Geertje

    BeantwoordenVerwijderen
  10. Beste mensen,

    Ik kan Mieke en anderen gelijk geven op het punt dat het leren incasseren een proces is dat je van kinds af aan geleerd wordt. Een proces dat met vallen en opstaan gaat.
    Dat betekent m.i. ook dat je als ouders je kind maar niet zelf laat uitvinden hoe je het oplost met die stijl van Jezus en hen aan hun lot overlaat. Je moet hen begeleiden, beschermen en helpen.
    Dat geldt ook voor de school waar je kind op zit. Als dat een christelijke school is, mag je van ze verwachten dat ze werken aan een klimaat van veiligheid en vrede. En dat betekent m.i. dat juist het zwakke kind er veilig is.
    Dus ik ga er niet vanuit dat een klein kind zich zelf maar moet redden en dan regelmatig in elkaar gebeukt wordt.

    Inderdaad het gebod van Jezus liegt er niet om, dat is waar. Christenen zijn het daar al heel lang over eens. De catechismusschrijvers zuchtten er -bijna 500 jaar geleden- al onder: 'waarom laat de Heer Jezus de tien geboden zo scherp prediken dat niemand ze houden kan'(Zondag 44). Het liegt er niet om, om te leren omgaan met deze geboden.

    Ik kan me voorstellen dat de verleiding groot is, om vanuit onze praktijk, onderscheid aan te brengen. Dit gebod geldt voor de ene situatie maar niet voor de andere. Zoals Mieke zegt: het geldt wel voor oorlogssituaties maar niet voor persoonlijke. Maar als je goed leest zie je dat de tekst geen enkele aanleiding geeft voor dat onderscheid. Integendeel als je doorleest, krijg je zelfs de indruk dat het over 'gewone' persoonlijke relaties gaat en niet slechts over 'uitzonderlijke' situaties als een (geestelijke) oorlog.
    (Mat. 5, 40 Pakt iemands je jas af geef hen dan ook...)

    De Heer Jezus wil m.i. dat we leren onze kracht bij Hem te zoeken (dat is net zoals de HEER wilde van het volk Israël in de woestijn. Hij wil ze vertrouwen op Hem leren en laat ze daarom een omweg maken in de woestijn Exo 13, 17-18). Hij vraagt dat we onze kracht in Hem zoeken en zo in staat zijn te leven in de stijl van zijn Koninkrijk. Een koninkrijk waar vrede en liefde heerst en waar zijn leerlingen niet toevoegen aan geweld, maar liever geweld lijden dan het plegen.

    Om je zo kwetsbaar op te stellen maakt ons angstig. En de neiging is groot dat we het niet niet durven. En het opgeven en toch voor ons zelf zorgen. Maar de Heer Jezus biedt je zijn hulp, vertrouw op op op Mij en mijn kracht.
    En laat Mij je volmaakt maken (Mat. 5,48).

    Mijn oproep daarom. Laat de bittere realiteit je niet verleiden je eraan aan te passen, maar geef het doel van je Heer, de volmaaktheid, niet op.
    Zo leren vertrouwen op de Heer is een leerproces. De Here geeft je daarvoor de tijd. Dat kan een kind nooit alleen leren, dus die mag je ook niet met dit gebod de hei opsturen.
    Zolang kinderen nog niet zelf kunnen incasseren moeten ze op de bescherming van hun ouders en school kunnen rekenen, totdat ze -als ze groter zijn- het ook zelf leren.

    Met een hartelijke groet,

    Wieb Dijksterhuis

    BeantwoordenVerwijderen