vrijdag 30 september 2011

Rom 11,16-24- Roots

Preek beluister



Israëlzondag 2011…
We zingen over Israël, we bidden voor Israël, maar wat hebben we met Israël?
Ik ben er soms wel verlegen mee.
Als het over Israël gaat lijkt de vrede ver te zoeken. Geweld, extreme standpunten voor of tegen. Ook hier in Nederland is men scherp voor of tegen. Gretta Duisenberg of Wilders. Extremen. Zelfs als je met je er met broers en zussen in Christus over spreekt, liggen de opvattingen niet zelden ver uit elkaar.
Als het over Israël gaat lijkt de vrede ver te zoeken.

Het kan je gebeuren dat je in één week verlegen bent met het geweld dat Israël gebruikt aan de grens met Egypte, walgt van de haat die Arabische buren over Israël uitbraken, verontwaardigt bent over raketaanvallen en aanslagen op burgers en ervan schrikt hoe schrikbarend snel het aantal christenen in dat gebied terugloopt. Dat is iets dat duidelijk is. Christenen hebben het moeilijk buiten Israël, maar ook daarbinnen. En waar sta je zelf dan ergens? Wat heb je met Israël, wat met Israëlzondag zoals vandaag. Is dat ook echt iets van jezelf of is dat meer iets van anderen? Hoe sta je zelf tegenover Israël?

Die vraag leg ik in jullie midden neer

Paulus had het in zijn tijd ook moeilijk met Israël. Verdrietig vraag hij zich af: ‘Heeft God zijn volk soms verstoten’ (11,1), er zijn er maar zo weinig die de Heer Jezus volgen. Ook in zijn tijd zijn de verhoudingen extreem, een aantal van zijn Joodse volksgenoten kunnen hem wel vermoorden. En dat proberen ze ook een aantal keren. In reactie daarop komt Paulus met een beeld. Het beeld van de klik Olijfboom. Dat beeld kan ons vandaag óók helpen.
Een beeld van een boom
Paulus tekent deze Olijfboom in zijn brief aan de Romeinen. In Israël is die net zo gewoon als de appelboom hier op het podium voor ons. Olijfbomen staan daar overal. En toch is het niet zomaar een beeld. Een olijfboom is ook weer bijzonder. Het is de boom waarvan de takken een symbool van vrede zijn, waarvan de vruchten gegeten kunnen worden en de olie gebruikt wordt voor de lampen, voor geneeskrachtige zalfolie, ja zelfs voor die bijzondere olie waarmee koningen, profeten en priesters werden gezalfd. Een boom die in aanzien staat, in Israël en vér daarbuiten. Paulus is niet de eerste die Israël met een olijfboom vergelijkt, de profeet Jeremia noemt Israël: een zilvergroene olijfboom vol prachtige vruchten (11,6) 

Blijvend beeld van een boom!
Op het moment dat de profeet Jeremia het volk Israël met zo’n prachtig beeld van een olijfboom vergelijkt, lijkt het wel de laatste blik op een stervende geliefde. Want de Heer, lees je verder in de profetie, is vastbesloten tot het oordeel over dit Israël: Hij steekt je in brand, donderslagen klinken. Je bladeren zullen verteren. (Jer 11:16 NBV) Israël zal, zoals de olijfboom, vernietigd worden en verdwijnen, denk je dan.
Sommige christenen kunnen ook zó over Israël spreken. Het is het vroegere volk van God. Met hen is het allemaal begonnen: Abraham- David/Salomo enz. Maar met Johannes de Doper en Jezus is het afgelopen met Israël! Wanneer de meerderheid van het volk besluit de Heer Jezus niet te volgen, spelen ze als volk geen rol meer in Gods plannen. De wereldwijde kerk komt in de plaats van Israël en neemt haar rol in de plannen van God als godsvolk over. Israël is vervangen door de kerk. Men noemt dat wel de vervangingstheologie.
Dat lijkt wel logisch. Het volk Israël als een stadium van Gods volk in de geschiedenis, maar nu draait het om de kerk als het nieuwe godsvolk. Israël is in deze opvatting, letterlijk history. In onze gereformeerd-hervormde traditie is zo ook best wel met het Joodse volk omgegaan. We hebben iets met Abraham maar niet met Moos, Sam en Lody.
Hier bij Paulus lijkt het daar ook even op: hij vraagt zich af: heeft Gods zijn volk verstoten? (11,1) Er zijn er nog zo weinig die de Heer Jezus volgen.  Maar die boom blijkt er in vers 16 nog gewoon te staan.
Dat klopt ook met de werkelijkheid: olijfbomen verdwijnen niet zomaar. Ze kunnen naar verluidt wel duizend jaar oud worden. Na verloop van tijd is het dan niet meer een mooie rechte boom met een regelmatige kroon, maar een helemaal verwrongen, knoestige en verdraaide uit voegen gebarsten stam met soms hele jonge zijtakjes. Een vreemd gezicht: een grijsaard met een volle blonde bos haar.
Zo is het ook met Israël. Het volk is niet verdwenen, het is veranderd. Veranderd van samenstelling. De stam is knoestig en vervormd en sommige takken zijn er afgehakt. Die brachten geen vrucht meer voort. Ze liggen nu onder de boom. Maar hier en daar zijn er nieuwe takken opgezet. Ze zijn geënt op de plaats van de afgehakte. En die ‘nieuwe’ takken geven wel weer vrucht. En dezelfde boom – Israël- groeit en bloeit.
Zie je het voor je? Het volk Israël is er nog. Het bestaat –duizenden jaren oud- tot op de dag van vandaag als volk van God.
Begrijp je het? Wij zijn óók Israël! Samen met de anderen uit de geschiedenis van Israël. Wij zijn die nieuwe takjes die op de oude stam geënt zijn. En wij mogen nu ook de naam Israël dragen. Niet als natuurlijke takken, maar toch.
Paulus werkt dit in een andere brief uit. Hij schrijft aan de Klein-Aziatische christenen in Efeze: "jullie zijn nu ook burgers van Israël geworden, door het bloed van Jezus Christus zijn de beloften nu ook voor jullie gaan gelden."
Wij horen nu ook bij Israël! En zo kunnen wij de liederen van Israël zingen alsof ze over ons gaan. We zingen over het nieuwe Jeruzalem alsof het ons beloofd is. We zijn gered door de Messias van Israël.
En zo is het ook broer en zussen van Israël. Wij zijn niet in de plaats gekomen van Gods volk, wij hebben een plaats in Gods volk gekregen. Abraham is je oerovergrootvader geworden en Sam, Moos en Lody zijn je oudere broers. De Heer Jezus, ook een Joodse man, je grote broer.
Natuurlijk heb je wat met Israël, je hóórt bij Israël! Het is Gods volk gebleven, en wij horen daar nu ook bij! Je kunt groeien op de oude stam, dankzij het voedsel dat die je geeft. Je hoort bij het beeld van de boom, wij zijn die jonge, nieuw geënte takjes.

Een beeld van ‘genade’
Hoe zit het dan met het Israël in het land Israël, om het zo maar eens te zeggen, de echte Joodse bloedverwanten? Horen zij ook nog bij het volk van God, samen met ons? Ja! Eigenlijk is dat nog zo, als ik Paulus goed begrijp!
Ja maar velen geloven niet in Jezus als Messias! Hebben zij dan een eigen weg naar het Koninkrijk? Buiten Jezus om? Sommige mensen die het volk in het land Israël liefhebben, zeggen dat. Je kunt al de Joodse Israëliërs toch niet afschrijven, vinden zij. Het moet anders zijn. Eigenlijk zijn er twee wegen naar het Koninkrijk van God. Die voor Israël op basis van de beloften die zij al kregen in het Oude Testament en die voor de latere christenen loopt dan achter de Heer Jezus aan. Zeg maar je hebt een OT-weg en de Nieuw Testamentische weg. En die twee wegen komen in het Koninkrijk weer ergens samen. Dit noemt men wel de tweewegenleer.
De wens is de vader van de gedachte, denk ik. Maar Paulus –zelf een Joodse Israëliër is er heel duidelijk in. Buiten de Heer Jezus om, is er geen toekomst in het Koninkrijk. Die takken, die de Messias niet volgen, zijn afgekapt en liggen aan de voet van de olijfboom. Er als ze daar blijven liggen, dan gaan ze dood.
Maar zijn nog niet dood! Er zit nog leven in. En je kunt nog duidelijk aan hen zien dat ze eigenlijk bij het volk van God horen. En als zij – doordat ze Jezus als hun Messias aanvaarden- weer op die stam geënt zouden worden, dan zouden het daar beter doen dan wij. Wij, die toch wat vreemde heidense wilde takken aan de boom van Gods volk. Want zij horen daar eigenlijk van nature: zij zouden daar groeien, bloeien en vruchtdragen op een manier zoals wij het niet kunnen. Maar zo lang ze daar, losgekapt van de stam Jezus, waar het sap van de Geest in stroomt, aan de voet van de boom liggen gaat het leven er langzaam uit. En als er niet wat verandert, is er geen weg meer terug. En dat zou verschrikkelijk zijn. Maar uit de woorden van Paulus begrijp je dat God hen nog niet opgegeven geeft, er komen andere tijden. God is een genadig God. Die geeft niet zomaar op waar Hij mee begon.
Zo zijn wij immers ook op die boom terechtgekomen. Eigenlijk horen we daar van nature niet. Maar God nodigde ons toch uit om de leeggevallen plaatsen in te nemen!
Snap je het, wij waren eerst van die lossen takken. Zonder vrucht op een wilde stam. Zonder aanleiding er voor te geven, morgen wij nu bij die edele boom horen. Van alle goeds genieten wat de sapstroom van die boom ons geeft. Vergeving door de Messias van Israël, Jezus Christus en nieuw en vruchtbaar leven door verbondenheid met de Geest en toekomst in het Koninkrijk. We gaan zowaar vruchtdragen. Allemaal gekregen, uit genade. We hebben onszelf niet op die boom geplant. We mogen delen in de voorrechten van Israël.
Nu zijn velen van hen losse takken… die kunnen wij toch niet afschrijven. Onze Heer doet het niet. Maar we moeten wel eerlijk erkennen dat het helemaal niet goed gaat met ze. En dat zie je soms ook in hun doen en laten. Maar laten wij net zo genadig voor hen zijn als onze God dat voor ons is. 

Een beeld dat een beroep op je doet
Broers en zussen van Israël. Nu Paulus het beeld zo tekent, kunnen we geen afstand houden van onze oudere Joodse broers en zussen. We leven dankzij de stam en de wortels, die ooit ook de hunne waren. En die verwantschap merk je nog aan hen. Sommig gedrag is ons vreemd, maar veel ook vertrouwd.
Dat is niet gek, we delen onze geestelijke voorouders. Abraham, Izaäk en Jakob zijn hen net zo vertrouwd als ze ons dat zijn. Al vinden zij dat wij hun namen vreemd uitspreken, Avraham, Ischak en Jaakov. En Mozes is Mosje en David Dawied. Maar de geschiedenissen zijn dezelfde en hebben hen en ons gevormd. Pas bij Jezus Jehosua gaan de wegen uiteen. We delen de Torah (de geboden) en veel meer.
We zullen veel van hen kunnen begrijpen en vaak goed met hen kunnen praten, vanwege die gemeenschappelijk verwantschap. Al worden ze ons soms vreemd, zouden we ze ooit los kunnen laten liggen, die van hetzelfde leven als ons hebben geproefd. Aan dezelfde sapstroom hebben geleefd? Nee toch… wij zijn samen Israël!
Mijn hart huilt als ik terugdenk aan wat de Shoah in de WO II onder hen heeft aangericht. En waren veel te veel nieuwe takken bij betrokken en nog meer keken er toe.
Ik ben getroffen als ik ze nu weer gevangen zie in een spiraal van geweld en haat die hen steeds verder het moeras in trekt. Ze doen dingen die ik niet begrijp, en ik erger me. Maar ik kan niet los van hen zijn. Want zij zijn ook Israël, volk van God. Los van de stam, van de Heer maar nog niet voor altijd.
Het zijn afgevallen takken, zoals wij dat ook eens waren en wij er ook alweer nieuwe kennen. De takken die aan de voet van de boom liggen en niet meer in ons midden komen.Hun lege plaatsen schrijnen. We treuren om ze en bidden.
Zouden wij dan niet om het Joodse volk treuren, schrijnen hun lege plaatsen niet. Zouden wij niet hartstochtelijk voor hen bidden!
Wat is het Joodse Israël voor ons? Het beeld van de olijfboom doet een beroep op ons nieuw Israël. Onze oudere broers en zussen zijn gevallen. En liggen aan de voet van de boom. Los van hun verleden, los van hun Messias, los van het leven, los van hun erfdeel en toekomst. En ook gescheiden van hun jongere broers en zussen
Dat kan ons toch niet koud laten.
Als wij niet voor hen bidden, wie doet het dan?

Amen.




Liturgie
1. Zingen: B 126 O kom nu en jubel (2x)
2. Stil gebed, Votum, Zegengroet
3. Zingen: B 157 Ik kijk omhoog
4. Vingerwijzing (Tora): Deut 6, 4-25
5. Zingen: B13 Welzalig de man
6. Kinderdeel + zang: Sjaloom Chaverim (canon)
7. Gebed
8. Lezen: Rom 11, 16-24
9. Zingen: Ps 122
10. Preek
11. Zingen: Gez. 265 Jeruzalem, mijn vaderstad, mijn moederhuis
12. Gebed
13. Collecte
14. Zingen: PsvN Vrede voor Israël, vrede voor Gods volk (Ps. 125)
15. Zegen

Liedteksten
Shalom chaverim
shalom chaverim
shalom, shalom.
L'hitraot, l'hitraot
shalom, shalom.

Vrede voor Gods volk
Wie op de HEER vertrouwt
Staat als de berg van God
Zo vast
Zo sterk
Rondom Jeruzalem
Staan bergen als een muur.
Zo staat God om zijn volk.
Altijd.
Voorgoed

Geweld heerst in de straat,
regeert met harde hand.
Maar niet
voorgoed.
Wie eerlijk is en trouw
die geeft het kwaad geen hand.
Dat weigert hij. Daar doet
hij niet
aan mee.

Doe goede dingen, HEER,
Voor wie het goede doen.
Help hen.
Red hen.
Maar wie dat spoor verlaat,
de rechtsverkrachters, HEER,
Verdrijf hen van uw plaats.
Jaag hen,
Jaag hen maar weg.

Vrede voor Israël
Vrede voor Gods volk. (4x)