Christelijk geloof is de vanzelfsprekendheid voorbij. Kinderen volgen hun christelijke ouders niet vanzelfsprekend in hun geloof. Dat lijkt een cliché. Er is al zoveel over geschreven, maar als je deze 'ex-christenen' in de praktijk meemaakt, voelt dat helemaal niet gewoon. Je voelt je als christen steeds vaker alleen staan, ook tussen je eigen familie. Vanmorgen een eerste preek over geloofscrises binnen het volk van God.
Laatst was ik op een feestje waar de christenen in de minderheid waren.
‘Niet zo bijzonder’, zullen jullie misschien denken, ‘dat zal tegenwoordig wel vaker voorkomen in ons land.’ Ja, dat is helaas waar! Wij zijn een post-christelijk land, zoals dat dan wel heet, ‘ooit-christelijk’. Dus zijn er veel ex-christenen om ons heen. En dan ben je al gauw in de minderheid.
Hier op de Veluwe kun je nog een andere indruk krijgen, er wonen hier nog veel christenen bij elkaar. En je zou kunnen gaan denken: dat is overal zo. Maar bijna overal elders in ons land ben je in de minderheid: in het bedrijfsleven, in de politiek, in de sportclubs en op de scholen. En hoe tegennatuurlijk ook, daar raak je aan gewend.
Toch vond ik het déze keer onthutsend om in de minderheid te zijn: want dit was op een familiefeest. 2/3 van de gasten was niet christelijk. En de helft daarvan niet meer christelijk. Met de meesten van hen heb ik samen in de kerk gezeten, van enkelen zelfs hun belijdenis meegemaakt. We hadden er soms hele gesprekken over met elkaar. Tegenwoordig niet meer. Wat eerder heel natuurlijk ging, voelt nu vaak ongemakkelijk. Vreemde gesprekjes zijn het: ‘Religie voor Atheïsten’, zegt hij me enthousiast, ‘ken je het?’ ‘Ik zag het in de boekhandel liggen en heb het gelijk meegenomen.’ ‘Het lijkt me héél interessant’. Ik kijk hem, pijnlijk getroffen, aan. ‘Ach’, denk ik, ‘wat heb je nou aan religie zonder de Heer Jezus.’ Een oude wond gaat open en ik val even stil. Zijn enthousiasme over het onderwerp, maakt me duidelijk, dat hij mijn reactie helemaal niet zou begrijpen. Dus laat ik het er maar bij. Met de volgende gast heb ik het maar helemaal niet over zoiets als christelijk geloof, hij is aangetrouwd en heeft het niet zo op christenen.
Samen bidden doen we niet meer, we geven elkaar er gelegenheid voor, als het er al van komt. Aan het einde van de middag voel ik me een vreemdeling midden tussen mijn eigen familie. Hoe vertrouwd en bekend sommigen ook voor me zijn, ik realiseer me weer eens dat we inmiddels óók vreemden voor elkaar geworden zijn. En dat kan ik die middag even niet meer van me afzetten!
Ik moet denken aan een boek dat ik al jaren geleden gelezen heb en dat diepe indruk op me maakte. Het heet ‘De Gereformeerden’ en het is geschreven door Agnes Amelink. Het is de geschiedenis van een gereformeerde kerken aan de hand van de geschiedenis van een gereformeerde familie, de familie Zomer. Aan het begin van de twintigste eeuw zijn de ouders nog zeer kerkelijk betrokken, orthodox gereformeerd. Maar hun kinderen en kleinkinderen zijn dat aan het einde van die eeuw niet meer. Er is nog iets onduidelijks over van hun geloof.
Broers en zussen, ik word er onrustig van. Wat staat ons te wachten? Zijn wij, christenen, straks niet alleen in Nederland maar ook in onze families in de minderheid? De meeste christenen ouder, de meeste ex-christenen jonger?
Of zoals Jezus zegt: ‘als de Mensenzoon komt, zal hij dan geloof vinden op aarde?' (Luk 18:8 NBV)
Andere tijden?
Broers en zussen, het is ook gewoon de tijd waarin we leven! De publieke opinie is onchristelijk. Er is maar weinig begrip voor typisch christelijke waarden en normen. Veel van onze medeburgers vinden ons gevangen zitten in achterhaalde opvattingen en willen ons daar voortdurend van bevrijden. Ook als wij daar helemaal niet om vragen.
We leven in een onchristelijk klimaat. En net zoals je nat wordt van de vele regen in een regenachtig klimaat, zo raakt je doorweekt door dit soort ideeën in een onchristelijke klimaat.
En je mag je afvragen: kan ons geloof daar wel tegen? Tegen dat onchristelijke klimaat. Is het gevaar niet groot dat steeds meer christenen de strijd opgeven en ex-christelijk worden?||
Als je zo om je heenkijkt, zou je denken van wel. Maar toch zijn er eerder in de geschiedenis van Gods volk zulke tijden geweest. Lezen Richt 13,1 -14,3
Weer deden de Israëlieten wat slecht is in de ogen van de HEER. (Richt 13:1 NBV) Het is de zesde keer dat dit zinnetje in het boek Richteren staat. En er staat ook nog twee keer: ieder deed wat goed was in eigen ogen. Broers en zussen, het was toen een slechte tijd voor gelovige Israëlieten. En het was geen korte periode, die Richterentijd duurde wel driehonderd jaar! Stel je voor van 1711 tot 2011 deden veel ‘gelovigen’ ‘wat slecht was in de ogen van God’. Driehonderd jaar lang! Okay, er waren periodes van bekering. Maar het gaat steeds weer fout. En als je alle 21 hoofdstukken van het boek Richteren in één keer overziet, steeds meer fout. Het lijkt op de grafiek van de resultaten van een slecht lopend bedrijf.
Wat gaat er fout? ||De Israëlieten deden wat slecht is in de ogen van de HEER betekent dat ze ‘andere goden’ dienden. Heel letterlijk is dat ze vertrouwen op goden als Baäl en Astarte. Vruchtbaarheidsgoden waar de mensen in het Midden-Oosten van toen heel veel van verwachtten. Broers en zussen, andere goden dienen is veel meer dan alleen ‘naar een andere kerk gaan’. Wat andere rituelen en zo! Het is voor je hele leven, je geluk ‘ergens anders’ zoeken. Nadrukkelijk niet bij de HEER maar ‘bij iemand anders’! Da’s precies zo als de ex-christenen in onze tijd doen: ze verwachten het niet meer van de Heer.
Toen kwam het al heel snel na hun bevrijding uit Egypte, met al die wonderen; snel na hun reis door de woestijn, waar ze de HEER echt goed hadden leren kennen en ook snel na de verovering van het hun beloofde land. De derde en de vierde generatie na de uittocht lijken hun vertrouwen in de HEER allang weer kwijt en gaan voor de mode van die tijd. Voor de gouden bergen die Bäal en Astarte hen beloven.
En als je dán nagaat dat ze HEER écht goed hadden leren kennen: een nauwkeurig uitgeschreven wet (de Tora), en precies voorgeschreven rituelen voor het dienen van de Heere, dan is het contrast enorm. Ze weten er eigenlijk niets meer van en ‘ze doen er nauwelijks nog wat aan’. Je kunt je het bijna niet voorstellen. In driehonderd jaar slijt het geloof in de HEER bijna helemaal weg: bij de jongeren maar ook bij de ouderen. Ze gaan hun eigen gang. En dat komt – net zoals voor ons nu- door de tijd waarin zij leefden.
Waar is God?
Er is er Één die ontbreekt in dit plaatje: waar is God hier ergens?
Is Hij ook nu bij zijn volk vandaan gelopen, zoals zij bij Hem vandaan gelopen zijn? Laat Hij het nu aan zijn lot over en moeten ze zich nu maar ‘op goed geluk’ zien te redden?
Paulus schrijft ergens: Als wij Hem ontrouw zijn, blijft hij ons trouw, want zichzelf verloochenen kan hij niet. (2Ti 2:13 NBV). Het antwoord op onze vraag, ‘waar is God hier ergens?’ is: ‘God-blijft-trouw’. Bekijk dit plaatje in Richteren maar eens goed. De HEER stuurt ongevraagd hulp. In het boek Richteren verloopt de geschiedenis volgens een vast patroon, steeds weer: zonde-straf-berouw-hulp. Daarin zie je Gods trouw, Hij geeft het niet op. Maar op dit punt in de geschiedenis –Richteren 13- is het volk kennelijk al zo ver van de HEER af komen te staan dat ze Hem geen hulp meer vragen (1-2). Het land wordt veertig jaar bezet door wrede Filistijnen, maar niemand bidt meer om hulp. Tenminste dat lezen we niet. Wat doet de HEER? Hij stuurt toch hulp, en laat het door een engel aankondigen. Die engel zag er niet uit als een engel, dat merk je aan de reactie, maar Hij komt wel met een boodschap van de HEER, die hulp belooft: U zult zwanger worden en een Zoon baren (3). Een bekend zinnetje, dat komen we later nog eens in de Bijbel tegen. Het schema verandert hier: zonde-straf-geen berouw – toch hulp! ‘de HEER blijft trouw.’
Maar je merkt wel dat het in een bijna, hopeloze situatie is. Hij laat de boodschap bij een vrouw brengen, in een volk waar de mán vaak als verantwoordelijk gehouden wordt. Die vrouw is daar onmiddellijk ontzettend blij mee, begrijpelijk ze was misschien al een hele tijd onvruchtbaar. Maar je merkt ook dat het voor haar ontzettend vreemd is ‘Hij leek wel een engel van God’ (6) Je hoort er haast in doorklinken, maar dat zal toch wel niet.
Haar man Manoach bidt, als hij de boodschap van haar hoort. Da’s mooi, toch nog een bidder in Israël! Maar ’t wel een vreemd gebed, hoor. Zijn vrouw heeft hem bijna letterlijk vertelt wat de boodschapper gezegd heeft. De hulp komt via hun zoon en dat zal een nazireeër zijn, een aan God gewijde. Die naam doet trouwens ook aan een andere Redder denken. Ze vertelt haar man ook precies wat dit betekent: geen wijn en niets onreins. Maar toch bidt Manoach: ‘wat moeten we doen wanneer de jongen eenmaal geboren is?’ (8) Hij vraagt naar de bekende weg. Helemaal al omdat Hij dat al had kunnen weten. Het Nazireeërschap staat in de Tora, de wet van God. In Numeri 6 staat het uitvoerig beschreven. Manoach hoort die wet te kennen, maar Hij kent de wet niet!
Hoe reageert de HEER? Hij stuurt de boodschapper gewoon nog eens een keer. Uiterst geduldig verdraagt Hij onbegrip en de onkunde van Manoach. Ik denk wel eens, ‘hoe zou ik op een verschijning reageren?’. Natuurlijk schrik je en vraag je je van alles af. Heb ik het echt gezien en echt gehoord? Maar je krijgt hier wel de indruk dat zelfs Manoach en zijn vrouw, de ouders van de redder, in dat ongelovige klimaat in het Israël van toen., zelf ook heel ver van de HEER vandaan gegroeid zijn. Ze kennen Hem eigenlijk maar nauwelijks, en herkennen een boodschapper van Hem dus ook niet. Vooral Manoach snapt niet wat hem overkomt, en hij komt toch uit een volk dat de HEER heel goed heeft leren kennen! Het is onthutsend!
Maar zelfs dan blijft de HEER trouw en geduldig bij zijn volk. Waar is de HEER? Nou, Hij is trouw zelfs als zijn volk dat helemaal niet is!
Broers en zussen, ik word er onrustig van. Wat staat ons te wachten? Zijn wij, christenen, straks niet alleen in Nederland maar ook in onze families in de minderheid? De meeste christenen ouder, de meeste ex-christenen jonger?
Of zoals Jezus zegt: ‘als de Mensenzoon komt, zal hij dan geloof vinden op aarde?' (Luk 18:8 NBV)
Andere tijden?
Broers en zussen, het is ook gewoon de tijd waarin we leven! De publieke opinie is onchristelijk. Er is maar weinig begrip voor typisch christelijke waarden en normen. Veel van onze medeburgers vinden ons gevangen zitten in achterhaalde opvattingen en willen ons daar voortdurend van bevrijden. Ook als wij daar helemaal niet om vragen.
We leven in een onchristelijk klimaat. En net zoals je nat wordt van de vele regen in een regenachtig klimaat, zo raakt je doorweekt door dit soort ideeën in een onchristelijke klimaat.
En je mag je afvragen: kan ons geloof daar wel tegen? Tegen dat onchristelijke klimaat. Is het gevaar niet groot dat steeds meer christenen de strijd opgeven en ex-christelijk worden?||
Als je zo om je heenkijkt, zou je denken van wel. Maar toch zijn er eerder in de geschiedenis van Gods volk zulke tijden geweest. Lezen Richt 13,1 -14,3
Weer deden de Israëlieten wat slecht is in de ogen van de HEER. (Richt 13:1 NBV) Het is de zesde keer dat dit zinnetje in het boek Richteren staat. En er staat ook nog twee keer: ieder deed wat goed was in eigen ogen. Broers en zussen, het was toen een slechte tijd voor gelovige Israëlieten. En het was geen korte periode, die Richterentijd duurde wel driehonderd jaar! Stel je voor van 1711 tot 2011 deden veel ‘gelovigen’ ‘wat slecht was in de ogen van God’. Driehonderd jaar lang! Okay, er waren periodes van bekering. Maar het gaat steeds weer fout. En als je alle 21 hoofdstukken van het boek Richteren in één keer overziet, steeds meer fout. Het lijkt op de grafiek van de resultaten van een slecht lopend bedrijf.
Wat gaat er fout? ||De Israëlieten deden wat slecht is in de ogen van de HEER betekent dat ze ‘andere goden’ dienden. Heel letterlijk is dat ze vertrouwen op goden als Baäl en Astarte. Vruchtbaarheidsgoden waar de mensen in het Midden-Oosten van toen heel veel van verwachtten. Broers en zussen, andere goden dienen is veel meer dan alleen ‘naar een andere kerk gaan’. Wat andere rituelen en zo! Het is voor je hele leven, je geluk ‘ergens anders’ zoeken. Nadrukkelijk niet bij de HEER maar ‘bij iemand anders’! Da’s precies zo als de ex-christenen in onze tijd doen: ze verwachten het niet meer van de Heer.
Toen kwam het al heel snel na hun bevrijding uit Egypte, met al die wonderen; snel na hun reis door de woestijn, waar ze de HEER echt goed hadden leren kennen en ook snel na de verovering van het hun beloofde land. De derde en de vierde generatie na de uittocht lijken hun vertrouwen in de HEER allang weer kwijt en gaan voor de mode van die tijd. Voor de gouden bergen die Bäal en Astarte hen beloven.
En als je dán nagaat dat ze HEER écht goed hadden leren kennen: een nauwkeurig uitgeschreven wet (de Tora), en precies voorgeschreven rituelen voor het dienen van de Heere, dan is het contrast enorm. Ze weten er eigenlijk niets meer van en ‘ze doen er nauwelijks nog wat aan’. Je kunt je het bijna niet voorstellen. In driehonderd jaar slijt het geloof in de HEER bijna helemaal weg: bij de jongeren maar ook bij de ouderen. Ze gaan hun eigen gang. En dat komt – net zoals voor ons nu- door de tijd waarin zij leefden.
Waar is God?
Er is er Één die ontbreekt in dit plaatje: waar is God hier ergens?
Is Hij ook nu bij zijn volk vandaan gelopen, zoals zij bij Hem vandaan gelopen zijn? Laat Hij het nu aan zijn lot over en moeten ze zich nu maar ‘op goed geluk’ zien te redden?
Paulus schrijft ergens: Als wij Hem ontrouw zijn, blijft hij ons trouw, want zichzelf verloochenen kan hij niet. (2Ti 2:13 NBV). Het antwoord op onze vraag, ‘waar is God hier ergens?’ is: ‘God-blijft-trouw’. Bekijk dit plaatje in Richteren maar eens goed. De HEER stuurt ongevraagd hulp. In het boek Richteren verloopt de geschiedenis volgens een vast patroon, steeds weer: zonde-straf-berouw-hulp. Daarin zie je Gods trouw, Hij geeft het niet op. Maar op dit punt in de geschiedenis –Richteren 13- is het volk kennelijk al zo ver van de HEER af komen te staan dat ze Hem geen hulp meer vragen (1-2). Het land wordt veertig jaar bezet door wrede Filistijnen, maar niemand bidt meer om hulp. Tenminste dat lezen we niet. Wat doet de HEER? Hij stuurt toch hulp, en laat het door een engel aankondigen. Die engel zag er niet uit als een engel, dat merk je aan de reactie, maar Hij komt wel met een boodschap van de HEER, die hulp belooft: U zult zwanger worden en een Zoon baren (3). Een bekend zinnetje, dat komen we later nog eens in de Bijbel tegen. Het schema verandert hier: zonde-straf-geen berouw – toch hulp! ‘de HEER blijft trouw.’
Maar je merkt wel dat het in een bijna, hopeloze situatie is. Hij laat de boodschap bij een vrouw brengen, in een volk waar de mán vaak als verantwoordelijk gehouden wordt. Die vrouw is daar onmiddellijk ontzettend blij mee, begrijpelijk ze was misschien al een hele tijd onvruchtbaar. Maar je merkt ook dat het voor haar ontzettend vreemd is ‘Hij leek wel een engel van God’ (6) Je hoort er haast in doorklinken, maar dat zal toch wel niet.
Haar man Manoach bidt, als hij de boodschap van haar hoort. Da’s mooi, toch nog een bidder in Israël! Maar ’t wel een vreemd gebed, hoor. Zijn vrouw heeft hem bijna letterlijk vertelt wat de boodschapper gezegd heeft. De hulp komt via hun zoon en dat zal een nazireeër zijn, een aan God gewijde. Die naam doet trouwens ook aan een andere Redder denken. Ze vertelt haar man ook precies wat dit betekent: geen wijn en niets onreins. Maar toch bidt Manoach: ‘wat moeten we doen wanneer de jongen eenmaal geboren is?’ (8) Hij vraagt naar de bekende weg. Helemaal al omdat Hij dat al had kunnen weten. Het Nazireeërschap staat in de Tora, de wet van God. In Numeri 6 staat het uitvoerig beschreven. Manoach hoort die wet te kennen, maar Hij kent de wet niet!
Hoe reageert de HEER? Hij stuurt de boodschapper gewoon nog eens een keer. Uiterst geduldig verdraagt Hij onbegrip en de onkunde van Manoach. Ik denk wel eens, ‘hoe zou ik op een verschijning reageren?’. Natuurlijk schrik je en vraag je je van alles af. Heb ik het echt gezien en echt gehoord? Maar je krijgt hier wel de indruk dat zelfs Manoach en zijn vrouw, de ouders van de redder, in dat ongelovige klimaat in het Israël van toen., zelf ook heel ver van de HEER vandaan gegroeid zijn. Ze kennen Hem eigenlijk maar nauwelijks, en herkennen een boodschapper van Hem dus ook niet. Vooral Manoach snapt niet wat hem overkomt, en hij komt toch uit een volk dat de HEER heel goed heeft leren kennen! Het is onthutsend!
Maar zelfs dan blijft de HEER trouw en geduldig bij zijn volk. Waar is de HEER? Nou, Hij is trouw zelfs als zijn volk dat helemaal niet is!
Perspectief
Broers en zussen, ik vind het soms schrikken als ik de ontwikkelingen in mijn familie zie: al zoveel ex-christenen. Heel anders dan ik dertig jaar geleden ooit had kunnen denken. Ik kan er soms niet echt bij. Sommigen zijn echt vér bij de HEER vandaan gegroeid. En in hun spoor leren andere, jongere, familieleden, de Heer helemaal niet meer kennen. Ze groeien zelfs zonder Hem op. Dat verbijstert me. En het wordt al zo’n grote groep met elkaar! Wat zou ik ze graag weer eens blij elkaar in de kerk zien! Wat zou ik ze graag weer samen bij de Heer zien.
Misschien is dat ook wel zo in jullie families! Het zal niet overal hetzelfde zijn, maar het komt véél meer voor, dat weet ik wel. Het is heel gewoon geworden om ook meerdere niet (meer) christelijke familieleden te hebben.
Dit is niet nieuw, begrijp ik uit ons bijbelgedeelte. Dit kwam ook al bij het oude volk Israël voor. Ik vind het dan heel bemoedigend te zien hoe God de Vader hiermee omgaat. Zijn volk blijft van Hem en Hij blijft bij zijn volk; ook als ze niet meer geloven stuurt Hij hulp. God is niet veranderd sinds die tijd: de grote Redder, onzen Heer Jezus Christus, kwam ook zonder dat zijn volk berouw had. En nog steeds stuurt God boodschappers in de levens van ex-christenen, ja zelfs in dat van atheïsten.
Broers en zussen, ik vind het soms schrikken als ik de ontwikkelingen in mijn familie zie: al zoveel ex-christenen. Heel anders dan ik dertig jaar geleden ooit had kunnen denken. Ik kan er soms niet echt bij. Sommigen zijn echt vér bij de HEER vandaan gegroeid. En in hun spoor leren andere, jongere, familieleden, de Heer helemaal niet meer kennen. Ze groeien zelfs zonder Hem op. Dat verbijstert me. En het wordt al zo’n grote groep met elkaar! Wat zou ik ze graag weer eens blij elkaar in de kerk zien! Wat zou ik ze graag weer samen bij de Heer zien.
Misschien is dat ook wel zo in jullie families! Het zal niet overal hetzelfde zijn, maar het komt véél meer voor, dat weet ik wel. Het is heel gewoon geworden om ook meerdere niet (meer) christelijke familieleden te hebben.
Dit is niet nieuw, begrijp ik uit ons bijbelgedeelte. Dit kwam ook al bij het oude volk Israël voor. Ik vind het dan heel bemoedigend te zien hoe God de Vader hiermee omgaat. Zijn volk blijft van Hem en Hij blijft bij zijn volk; ook als ze niet meer geloven stuurt Hij hulp. God is niet veranderd sinds die tijd: de grote Redder, onzen Heer Jezus Christus, kwam ook zonder dat zijn volk berouw had. En nog steeds stuurt God boodschappers in de levens van ex-christenen, ja zelfs in dat van atheïsten.
Andries Knevel schreef een boek met bekeringsverhalen van atheïsten: Niets is onmogelijk. Dat blijkt ook nog regelmatig voor te komen. Je merkt aan die verhalen dat de Heer in de buurt is. Broers en zussen: God heeft ons mensen lief, ook die mensen die niet meer van Hem houden! Want God is trouw.
Zelf in onthutsende situaties, zoals op ons familiefeest, mag je weten dat Hij daar ook bij is en dat weet.
Toen stuurde Hij ongevraagd Simson. Wonderlijk, maar toch de HEER toegewijd groeit hij als nazireeër op. ‘Voorspoedig’, want hij werd door de Heer gezegend. Toch lijkt Simson op sommige van onze familieleden. Zij groeiden ook vaak aan de Heer toegewijd op(dat gebeurt in de doop: in Christus geheiligd) op, onder Gods zegen, in de warmte van de gemeente en na toerusting op catechisatie en club en na jaren christelijk onderwijs soms. En toch zijn hun eerste stappen als volwassen mensen –soms al eerder- bij de HEER vandaan. Dat was ook zo bij Simson: het eerste wat hij doet is tegen alle geboden van God in, een vrouw zoeken onder de Filistijnen. Onder de niet-christenen, zouden wij zeggen. Een wonderlijke verlosser die Simson, wonderlijk voorbeeld voor de anderen. Daarover wil ik het de volgende keer nog eens hebben.
Maar zelfs als Simson ontrouw is, ook nu blijft de HEER trouw. Hij blijft bij zijn volk komen (4) en gaat verder op de ingeslagen weg. Dat is toch bij alle verdriet een grote troost. God is ook genadig voor afvalligen en blijft vasthoudend naar hen op zoek.
Dat weten we van die latere Redder die Hij stuurde: De Heer Jezus. Net zoals zijn Vader op zoek naar zondaren, ook naar ex-christenen. Zie je, Hij is nog altijd dezelfde: Zichzelf verloochenen kan Hij niet. God is trouw. Als we weer eens een familiefeestje hebben, moet ik daar maar aan denken. Als God het niet opgeeft, zou ik het dan wel doen? Ik ga er maar eens over na denken hoe ik daarin met de Heer mee kan werken.
Dat is vast en zeker hoopvol, want met zo’n God is niets onmogelijk. Amen
Zelf in onthutsende situaties, zoals op ons familiefeest, mag je weten dat Hij daar ook bij is en dat weet.
Toen stuurde Hij ongevraagd Simson. Wonderlijk, maar toch de HEER toegewijd groeit hij als nazireeër op. ‘Voorspoedig’, want hij werd door de Heer gezegend. Toch lijkt Simson op sommige van onze familieleden. Zij groeiden ook vaak aan de Heer toegewijd op(dat gebeurt in de doop: in Christus geheiligd) op, onder Gods zegen, in de warmte van de gemeente en na toerusting op catechisatie en club en na jaren christelijk onderwijs soms. En toch zijn hun eerste stappen als volwassen mensen –soms al eerder- bij de HEER vandaan. Dat was ook zo bij Simson: het eerste wat hij doet is tegen alle geboden van God in, een vrouw zoeken onder de Filistijnen. Onder de niet-christenen, zouden wij zeggen. Een wonderlijke verlosser die Simson, wonderlijk voorbeeld voor de anderen. Daarover wil ik het de volgende keer nog eens hebben.
Maar zelfs als Simson ontrouw is, ook nu blijft de HEER trouw. Hij blijft bij zijn volk komen (4) en gaat verder op de ingeslagen weg. Dat is toch bij alle verdriet een grote troost. God is ook genadig voor afvalligen en blijft vasthoudend naar hen op zoek.
Dat weten we van die latere Redder die Hij stuurde: De Heer Jezus. Net zoals zijn Vader op zoek naar zondaren, ook naar ex-christenen. Zie je, Hij is nog altijd dezelfde: Zichzelf verloochenen kan Hij niet. God is trouw. Als we weer eens een familiefeestje hebben, moet ik daar maar aan denken. Als God het niet opgeeft, zou ik het dan wel doen? Ik ga er maar eens over na denken hoe ik daarin met de Heer mee kan werken.
Dat is vast en zeker hoopvol, want met zo’n God is niets onmogelijk. Amen
Liturgie
1. Zingen: B 56 Here der heren, Koning der koningen
Ps. 117 Looft, alle volken, looft de Heer
2. Stil gebed, Votum, Zegengroet
3. Zingen: Ps. 146, 1 en 3
6. Kinderdeel + zang: B 224 Lees je Bijbel, bidt elke dag
7. Gebed
4. Bemoediging + Dubbelgebod Heb 11,1-3 ; 32-40
5. Zingen: B 77 U die mij geschapen hebt
8. Lezen: Richt 13, 1- 14, 3
10. Preek
11. Zingen: Gez. 297 Toch overwint eens de genade
12. Gebed
13. Collecte
13. Collecte
14. Zingen: Gez. 459, 1-8 AMVMVMVA (A= allen, M= mannen V = vrouwen)
15. Zegen