Exodus 17 – preek – 16-8-2009
1. De vraag
Afgelopen zondag hebben we het gehad over overleven in de woestijn. Ook vanmorgen zullen we het daarover hebben. Maar vanmorgen niet zozeer over de moeite die het woestijnklimaat je kan geven. De constante druk van droogte en de dorheid waar je als kerk doorheen moet. Waar de Heer je doorheen helpt!
Maar vanmorgen komt daar iets bij. Want het is een realiteit dat je in die toch al moeilijke omstandigheden óók nog eens met regelrechte vijandschap te maken krijgt. Acuut en heftig, langdurig en constant. Problemen krijgt door grote druk van buitenaf. Dat gebeurde ook het volk Israël. Da’s moeilijk.
Maar toch lijken zij weer beter af te zijn dan wij. Wij die leven ná de komst van Christus. Want wij zijn vergelijkbare omstandigheden – we krijgen met vijandschap te maken-, maar mogen minder. Want Jezus zegt ons:
En ik zeg jullie je niet te verzetten tegen wie kwaad doet, maar wie je op de rechterwang slaat, ook de linkerwang toe te keren. (Mat 5:39 NBV)
Pas dat eens op deze geschiedenis toe! Wat kun je dáár wat over afpraten! Niet dat we het niet begrijpen wat er staat: dat begrijpen we maar al te goed. En het vervolg ook. Maar, de vraag is: wat we er nou mee moeten? Dat wordt heel concreet als je kinderen naar school gaan. Wat léér je ze? De realist zegt tegen zijn kinderen: als ze je slaan, sla je maar terug hoor! De idealist zegt: laat ze je dan maar slaan en ga maar naar de meesten. Maar allebei zijn er niet gerust op: Jezus zegt het toch maar: keer ze de andere wang toe! Dat gaat verder. Maar dat past helemaal niet in ons leven. Probeer nou maar eens niet terug te slaan, als ze je slaan. Da’s bijna een reflex. En die andere wang toekeren? Wordt het zo geen onmogelijke situatie: worden je kinderen niet uitgeleverd aan het recht van de sterkste? Geeft de Heer Jezus ons hier niet een onmogelijke opdracht in een onmogelijke situatie? Nog meer dan Israël in de woestijn.
1. De vraag
Afgelopen zondag hebben we het gehad over overleven in de woestijn. Ook vanmorgen zullen we het daarover hebben. Maar vanmorgen niet zozeer over de moeite die het woestijnklimaat je kan geven. De constante druk van droogte en de dorheid waar je als kerk doorheen moet. Waar de Heer je doorheen helpt!
Maar vanmorgen komt daar iets bij. Want het is een realiteit dat je in die toch al moeilijke omstandigheden óók nog eens met regelrechte vijandschap te maken krijgt. Acuut en heftig, langdurig en constant. Problemen krijgt door grote druk van buitenaf. Dat gebeurde ook het volk Israël. Da’s moeilijk.
Maar toch lijken zij weer beter af te zijn dan wij. Wij die leven ná de komst van Christus. Want wij zijn vergelijkbare omstandigheden – we krijgen met vijandschap te maken-, maar mogen minder. Want Jezus zegt ons:
En ik zeg jullie je niet te verzetten tegen wie kwaad doet, maar wie je op de rechterwang slaat, ook de linkerwang toe te keren. (Mat 5:39 NBV)
Pas dat eens op deze geschiedenis toe! Wat kun je dáár wat over afpraten! Niet dat we het niet begrijpen wat er staat: dat begrijpen we maar al te goed. En het vervolg ook. Maar, de vraag is: wat we er nou mee moeten? Dat wordt heel concreet als je kinderen naar school gaan. Wat léér je ze? De realist zegt tegen zijn kinderen: als ze je slaan, sla je maar terug hoor! De idealist zegt: laat ze je dan maar slaan en ga maar naar de meesten. Maar allebei zijn er niet gerust op: Jezus zegt het toch maar: keer ze de andere wang toe! Dat gaat verder. Maar dat past helemaal niet in ons leven. Probeer nou maar eens niet terug te slaan, als ze je slaan. Da’s bijna een reflex. En die andere wang toekeren? Wordt het zo geen onmogelijke situatie: worden je kinderen niet uitgeleverd aan het recht van de sterkste? Geeft de Heer Jezus ons hier niet een onmogelijke opdracht in een onmogelijke situatie? Nog meer dan Israël in de woestijn.
2. Israëls situatie?
We moeten het voor Israël in de woestijn niet mooier maken dan het is. Je eerste indruk is: nou voor hen is de Here zo dichtbij ze dat niemand wat tegen ze kan beginnen. Zij hadden Mozes, en God had hem een staf gegeven, waarin macht zit. Dat zouden wij ook wel willen: een magische staf waarmee je 100% zeker bent van Gods hulp.
Maar ook in deze geschiedenis moet je beginnen bij het begin. Het begint niet met de overwinning, het begint met strijd. En die kwam op een onmogelijk moment in een onmogelijke situatie. Na maanden moeite om alleen al te overleven in de woestijn, worden ze uit het niets overvallen door een woestijnvolk, de Amelekieten.‘Khabbatti’, ‘plunderaars’, worden ze in oude teksten genoemd. De woestijnvariant van de Somalische piraten. Reken maar dat deze roversbende goed voorbereid was. Goed bewapend en getraind en wendbaar genoeg om zich snel te verplaatsen. Helemaal op roof ingesteld en vast en zeker vertrouwd met het woestijnklimaat.
Israël daarentegen, -mannen, vrouwen, kinderen en hun vee- heeft geen schijn van kans tegen deze snelle, goed bewapende en wendbare rovers. Een onmogelijke situatie.
En je snapt er niets meer van: de Here wilde Israël toch verlossen? Maar deze openlijke vijandschap betekent toch de ondergang van het volk! En je vraagt je af, wat is de zin hiervan dan?
Opmerkelijk is dat je het volk deze keer niet hoort klagen. Normaal gesproken waren ze daar nogal snel mee. En dan niet zo zuinig ook. In het gedeelte direct hieraan vooraf, had Mozes het bijna met zijn leven moeten bekopen. Hun wantrouwen was totaal: tegenover Mozes en tegenover God. Nog even en ze hadden hem gestenigd. Parijse toestanden in de woestijn. Mozes vergeet het nooit weer en de anderen ook niet want hij noemt die plek naar wat er gebeurde: 'wantrouwen en worsteling’ (Massa en Meriba). Maar nu hoor je ze niet. We lezen er in ieder geval niets over. Het lijkt alsof ze Mozes’ leiderschap nu wel aanvaarden. En Mozes gedraagt zich ook zo. Hij geeft een stel korte bevelen aan een zekere Jozua: “Kies mannen uit, trek op en vecht!”
Dat klinkt kordaat, maar je kunt je afvragen wat het voor zin heeft! Want Mozes geeft Jozua –en wie is dat nu helemaal?-een onmogelijke opdracht in een onmogelijke situatie. Wat willen ongetrainde, en vast ook slecht bewapende ex-slaven beginnen tegen snelle en wendbare beroepsrovers? Die niet alleen een militair overwicht hebben maar ook de situatie naar hun hand kunnen zetten. Als ze het niet van de Israëlische militie kunnen winnen dan nemen ze toch gewoon de vrouwen en de kinderen in gijzeling. Maar het blijft een onmogelijke opdracht in een onmogelijke situatie, ook voor hen.
3. Onze situatie
Niet alleen Gods volk toen in de woestijn, maar ook Gods volk nu in de woestijn –wij dus!- ziet zo’n overmacht voor ons opdoemen. Lees nou eens hoe Paulus onze tegenstanders beschrijft: Onze strijd is niet gericht tegen mensen maar tegen hemelse vorsten, de heersers en de machthebbers van de duisternis, tegen de kwade geesten in de hemelsferen. (Eph 6:12 NBV).
Niet alleen Gods volk toen in de woestijn, maar ook Gods volk nu in de woestijn –wij dus!- ziet zo’n overmacht voor ons opdoemen. Lees nou eens hoe Paulus onze tegenstanders beschrijft: Onze strijd is niet gericht tegen mensen maar tegen hemelse vorsten, de heersers en de machthebbers van de duisternis, tegen de kwade geesten in de hemelsferen. (Eph 6:12 NBV).
De moed zinkt je in de schoenen als je je deze vijand voor de geest haalt. Kon je hen maar zien! Hebben wij ook maar een schijn van kans tegen zulke machten?En lees dan eens hoe de Heer Jezus voorschrijft hoe wij het gevecht moeten voeren: niet terugslaan maar incasseren: draai ze de andere wang toe, nog meer geven dan ze van je eisen, ze nog verder laten gaan dan ze al gaan, je vijanden liefhebben, ja zelfs voor je vervolgers bidden. Kortom, vechten zoals Jezus deed, toen Hij hier op aarde was. Vechten met de wapenrusting van God, lijkt nog moeilijker dan Israël toen. Want die konden er tenminste nog op slaan, maar na Christus is ons dat niet langer toegestaan. Liefhebben tot het bittere einde en je niet tot haat laten verleiden. Om zo te kunnen vechten moet je volmaakt zijn zoals God je Vader.
Een onmogelijke opgave voor mensen van vlees en bloed die verre van volmaakt zijn en in een onmogelijke situatie -een verre van volmaakte wereld- leven. Dat brengt je niet alleen met je vijand maar ook nog eens met jezelf in conflict. Voor ons is het een gevecht op twee fronten dus: dit is onmogelijk, dit kan ik helemaal niet. De vijand is te sterk en ik ben te zwak.
Een onmogelijke opgave voor mensen van vlees en bloed die verre van volmaakt zijn en in een onmogelijke situatie -een verre van volmaakte wereld- leven. Dat brengt je niet alleen met je vijand maar ook nog eens met jezelf in conflict. Voor ons is het een gevecht op twee fronten dus: dit is onmogelijk, dit kan ik helemaal niet. De vijand is te sterk en ik ben te zwak.
4. Andere mogelijkheden
Mozes had ook anders kunnen reageren! Zou het geen goed leiderschap van hem geweest zijn om met die woestijnrovers te gaan onderhandelen om te zien of er een compromis uit te slepen was? Het had hun waarschijnlijk wel veel gekost: hun bezittingen en ze hadden misschien wel zoons en dochters als slaven en slavinnen moeten afstaan. En als dat nog niet genoeg was hadden ze zich allemaal als slaven kunnen aanbieden. Al waren ze dan hun vrijheid kwijt, hun leven zouden ze behouden.
Zo doen wij het immers ook vaak: terugtrekken, een compromis sluiten. We leggen ons bij de tegenstand neer en geven dan maar wat toe aan de overweldigende overmacht. We durven het bijvoorbeeld niet aan onze kinderen te leren hun andere wang toe te keren. Zo maken we ons toch afhankelijk van onze vijanden. Als zij niet slaan, slaan wij ook niet. Maar doen ze het wel, dan hebben wij geen keus vinden we. En we leren ze dan toch maar van zich af te slaan. ‘Zul je zien –zeggen we levenswijs- moet je één keer doen, dan heb je nooit meer last van ze!” Zelf doen we al niet anders, de meesten van ons is waarschijnlijk ook niet anders geleerd. En dat heeft gevolgen in onze levens. En omdat we nog steeds terugslaan, hebben we niet geleerd te incasseren. En kunnen we –ook als volwassenen- maar moeilijk met conflicten omgaan. En eerlijk gezegd blijven er in onze levens veel conflicten bestaan. Ook in onze christelijke gemeenten. De strijdbijl is dan vaak wel begraven, maar het conflict is niet zelden springlevend. De kans op vrede blijft links ergens liggen. En iedere keer als we de woorden van Jezus in Mat 5 lezen, hebben we het er wel moeilijk mee – we zien duidelijk dat dit niet de bedoeling is, maar ja ook dat went. We passen ons aan. Dat kan gemakkelijk een trend worden in ons christelijke levens, we passen ons aan. Naarmate de tegenstand groeit, doen we dat meer. We doen op allerlei terreinen een beetje water bij de wijn, want de overmacht is zo groot. En we voelen de druk en we gaan het echte gevecht uit de weg. Want we denken dat het een gevecht is dat we toch niet kunnen winnen. En dus sluipen er allerlei gewoontes binnen bij ons en onze kinderen waar we diep in onszelf erg ongelukkig mee zijn. Maar ja, wat doe je er tegen! En stap voor stap laat je steeds verder in de hoek drijven.
Je kunt natuurlijk ook anders reageren. Niet vluchten, maar vechten: je springt er boven op. Je probeert met grote inspanning mee te werken aan de oplossing van conflicten. En ook om je heen probeer je bemiddelen. Je worstelt voor kerkelijke eenheid. Je geeft al je krachten aan de opbouw van je gemeente. Je zet je in voor je club en verzint steeds weer spetterende activiteiten. Je leert je kinderen om met liefde te reageren op vijandschap. Je houdt moedig vol tegen de druk in …Tot je op een dag instort en het opgeeft, als het weer niet lukt met die kerkelijke eenheid, niet slaagt te vergeven en je kind met een blauw oog thuiskomt en een ander kind aankondigt niet langer naar de kerk te willen, ondanks de jongerendiensten. En het clubbezoek weer ontzettend weer eens ontzettend tegenvalt.
Toegeven of vechten, heeft het niet allebei maar weinig zin? Wij hebben een onmogelijke opdracht in een onmogelijke situatie. Dit kun je niet winnen!
Mozes had ook anders kunnen reageren! Zou het geen goed leiderschap van hem geweest zijn om met die woestijnrovers te gaan onderhandelen om te zien of er een compromis uit te slepen was? Het had hun waarschijnlijk wel veel gekost: hun bezittingen en ze hadden misschien wel zoons en dochters als slaven en slavinnen moeten afstaan. En als dat nog niet genoeg was hadden ze zich allemaal als slaven kunnen aanbieden. Al waren ze dan hun vrijheid kwijt, hun leven zouden ze behouden.
Zo doen wij het immers ook vaak: terugtrekken, een compromis sluiten. We leggen ons bij de tegenstand neer en geven dan maar wat toe aan de overweldigende overmacht. We durven het bijvoorbeeld niet aan onze kinderen te leren hun andere wang toe te keren. Zo maken we ons toch afhankelijk van onze vijanden. Als zij niet slaan, slaan wij ook niet. Maar doen ze het wel, dan hebben wij geen keus vinden we. En we leren ze dan toch maar van zich af te slaan. ‘Zul je zien –zeggen we levenswijs- moet je één keer doen, dan heb je nooit meer last van ze!” Zelf doen we al niet anders, de meesten van ons is waarschijnlijk ook niet anders geleerd. En dat heeft gevolgen in onze levens. En omdat we nog steeds terugslaan, hebben we niet geleerd te incasseren. En kunnen we –ook als volwassenen- maar moeilijk met conflicten omgaan. En eerlijk gezegd blijven er in onze levens veel conflicten bestaan. Ook in onze christelijke gemeenten. De strijdbijl is dan vaak wel begraven, maar het conflict is niet zelden springlevend. De kans op vrede blijft links ergens liggen. En iedere keer als we de woorden van Jezus in Mat 5 lezen, hebben we het er wel moeilijk mee – we zien duidelijk dat dit niet de bedoeling is, maar ja ook dat went. We passen ons aan. Dat kan gemakkelijk een trend worden in ons christelijke levens, we passen ons aan. Naarmate de tegenstand groeit, doen we dat meer. We doen op allerlei terreinen een beetje water bij de wijn, want de overmacht is zo groot. En we voelen de druk en we gaan het echte gevecht uit de weg. Want we denken dat het een gevecht is dat we toch niet kunnen winnen. En dus sluipen er allerlei gewoontes binnen bij ons en onze kinderen waar we diep in onszelf erg ongelukkig mee zijn. Maar ja, wat doe je er tegen! En stap voor stap laat je steeds verder in de hoek drijven.
Je kunt natuurlijk ook anders reageren. Niet vluchten, maar vechten: je springt er boven op. Je probeert met grote inspanning mee te werken aan de oplossing van conflicten. En ook om je heen probeer je bemiddelen. Je worstelt voor kerkelijke eenheid. Je geeft al je krachten aan de opbouw van je gemeente. Je zet je in voor je club en verzint steeds weer spetterende activiteiten. Je leert je kinderen om met liefde te reageren op vijandschap. Je houdt moedig vol tegen de druk in …Tot je op een dag instort en het opgeeft, als het weer niet lukt met die kerkelijke eenheid, niet slaagt te vergeven en je kind met een blauw oog thuiskomt en een ander kind aankondigt niet langer naar de kerk te willen, ondanks de jongerendiensten. En het clubbezoek weer ontzettend weer eens ontzettend tegenvalt.
Toegeven of vechten, heeft het niet allebei maar weinig zin? Wij hebben een onmogelijke opdracht in een onmogelijke situatie. Dit kun je niet winnen!
5. De Here is onze banier
Israël besluit niet toe te geven. Slavernij is geen optie. Misschien hadden ze dat wel geleerd na 400 jaar in Egypte. Dat je dan nog beter staande kunt sterven dan op je knieën leven. Hoorde je ze daarom niet protesteren? Toch is het een wanhopig gevecht. Jozua en zijn mannen springen er bovenop, maar ze hebben schijn van kans. Ze worden in de pan gehakt.
Behalve als Mozes die staf omhoog houdt. Dat is geen magische truck, want dan zou het altijd werken. En ik geloof er niets van dat God Mozes alles zal toestaan met die staf. Die staf is een symbool van de macht van de Here waarmee Hij zijn volk Israël wil helpen in hun reis door de woestijn. Zoals Hij beloofd heeft. Daarvoor kan Mozes altijd bij Hem terecht. Maar niet voor zomaar alles!
En als Hij dat doet heeft dat ongelooflijk gevolgen. Die slechtbewapende, ongeoefende en onervaren Israélisch hakken hun vijanden volkomen in de pan. Maar alleen zolang Mozes die staf omhoog houdt.
Zodra hij – bij wijze van spreken- enthousiast gaat staan te juichen- gaan en zijn staf vergeet gaan de Israëlisch weer onderuit. Met hulp van de Here kunnen de Israëlieten het onmogelijke in een onmogelijke situatie. Maar alléén met hulp van de Here.
Waarom helpt Hij Israël niet gewoon? Hij weet toch dat ze hulp nodig hebben. Waarom golft die strijd nog een hele tijd op en neer? Daar zijn vast Israëlisch bij gesneuveld. Waarom moet Mozes zoveel inspanning leveren voordat de Here Israël wil helpen? De Heer vraagt zelfs meer van hem dan hij kan opbrengen, hij heeft de hulp van Aäron en Chur meer dan nodig.
Wat is de betekenis van deze geschiedenis voor ons? De Here wil dat Mozes het opschrijft zodat niemand het ooit zal vergeten. Dus heeft het ook betekenis voor ons. Niet alleen historische: kijk eens hoe trouw God Israël geholpen heeft, maar m.i. meer. Het zit hem in dat: de Here is mijn banier. Door Israël op deze manier te hulp te komen, leert God ze ieder moment helemaal op Hem te vertrouwen en zullen ze het nooit gewoon gaan vinden wat er gebeurt. Wat zij doen kan eigenlijk helemaal niet. En dat moet wel duidelijk blijven. Die Amelekieten waren veel sterker en de Israelisch waren veel te zwak. De Amelekieten hadden het moeten winnen. Allen door de kracht door Here gebeurt toch het onmogelijke. En Mozes geeft de Here de eer: de Here is mijn banier
Vroeger, zag je zo’n banier (banner), veldteken boven de legers uit. In die tijd vaak een verwijzing naar de goden, die de legers sterk zouden maken. ‘De Here is mijn banier.” Hij is Mozes’ God en onze God. Hij maakt ons sterk. Daarom schrijft Paulus 1500 jaar later nog steeds: “zoek je kracht in de Heer, in de kracht van zijn macht. (Eph 6:10 NBV)”
Je leert er twee dingen van:
1. Ga het gevecht niet uit de weg. Ook niet als de tegenstand overweldigend is en je het menselijkerwijs niet kunt winnen. Laat je niet slaaf maken van een samenleving en je de vrijheid afpakken door steeds maar een beetje toe te geven. Want uiteindelijk heb je niets meer over om voor te leven en ben je je vrijheid in Christus kwijt. En is je verlossing verloren gegaan. Ga het gevecht niet uit de weg, je verlossing staat op spel.
2. Maar denk geen moment dat je de strijd kunt winnen zonder je Heer. Je moet het onmogelijke presteren in een onmogelijke situatie. Dat kun je niet uit eigen kracht. Concentreer je ieder moment op de Here en weet je afhankelijk van Hem. Ons vechten – in de stijl van Jezus! - kan niet zonder ons bidden. De geheven staf van Mozes staat symbool voor ons gebed.
Paulus: Laat u bij het bidden leiden door de Geest, iedere keer dat u bidt; blijf waakzaam en bidt voortdurend voor alle heiligen. (Eph 6:18 NBV)
Onder het vechten voortdurend bidden voor alle heiligen. Daar kun je niet zorgvuldig genoeg in zijn! Ons bidden verdient ons volkomen aandacht. Immers alleen zo – met onze aandacht bij de Here- kunnen gelovigen toch het onmogelijke in een onmogelijke situatie. Maar we kunnen het! Geloof dat. We kunnen het toch door de kracht van de Heer. Op zijn NT: de Heer is onze banier
Zo zullen we overleven in de woestijn en overwinnen in het gevecht.
Dan gebeuren er wonderlijke dingen:
Jaren geleden werkte ik mee aan een evangelisatieproject in Groningen. We kwamen met straatjongeren in contact. En ook met de wet van de straat. Raak ze nooit aan! Dat ging altijd goed, tot op een dag de vlam in de pan sloeg. 20 jongeren (en het werden er steeds meer), wilden één van ons (een hartpatiënt) in elkaar slaan. Hij had er één een draai om zijn oren gegeven. Wij stonden allemaal om hem heen, en zij stonden met stokken, messen en fietskettingen tegenover ons. Ze sloegen en schopten en hebben zelfs iemand van ons helemaal in elkaar geslagen. Ik denk dat heel wat van ons de neiging hebben gehad om terug te slaan, onderdruk die neiging maar eens. Er is door ons niet teruggeslagen die middag. We kregen op een andere manier hulp en konden de stijl van Koninkrijk hooghouden. Wij waren in de minderheid en gehandicapt, immers van Jezus mogen we niet slaan. De heeft onze stille gebeden beantwoord. We konden niet terugslaan en het hoefde ook niet. Te zwak om te vechten maar niet om te bidden. En de Heer Jezus maakte ons sterk door zijn Geest.
“we vonden onze kracht in de Heer, in de kracht van zijn macht. (Eph 6:10 NBV)” De Heer was onze banier! Amen.
Jaren geleden werkte ik mee aan een evangelisatieproject in Groningen. We kwamen met straatjongeren in contact. En ook met de wet van de straat. Raak ze nooit aan! Dat ging altijd goed, tot op een dag de vlam in de pan sloeg. 20 jongeren (en het werden er steeds meer), wilden één van ons (een hartpatiënt) in elkaar slaan. Hij had er één een draai om zijn oren gegeven. Wij stonden allemaal om hem heen, en zij stonden met stokken, messen en fietskettingen tegenover ons. Ze sloegen en schopten en hebben zelfs iemand van ons helemaal in elkaar geslagen. Ik denk dat heel wat van ons de neiging hebben gehad om terug te slaan, onderdruk die neiging maar eens. Er is door ons niet teruggeslagen die middag. We kregen op een andere manier hulp en konden de stijl van Koninkrijk hooghouden. Wij waren in de minderheid en gehandicapt, immers van Jezus mogen we niet slaan. De heeft onze stille gebeden beantwoord. We konden niet terugslaan en het hoefde ook niet. Te zwak om te vechten maar niet om te bidden. En de Heer Jezus maakte ons sterk door zijn Geest.
“we vonden onze kracht in de Heer, in de kracht van zijn macht. (Eph 6:10 NBV)” De Heer was onze banier! Amen.