dinsdag 22 februari 2011

Genade (4) - Goeie Genade - Jeugddienst (Joh. 3,16)



‘Genade’ het is een woord dat je iedere kerkdienst tenminste twee keer hoort. Als je komt … genade en vrede… en als je gaat De genade van de Heer Jezus Christus.

En toch vond ik het vroeger in de kerk een onbegrijpelijk woord. Een soort kerkelijk dialect, waar je de betekenis niet van begrijpt. Vaak gebruikt, kennelijk heel mooi, maar waar je in feite niets van snapt.
“Genade, barmhartigheid en vrede zij u…” Zo begon de dominee, maar ik eerlijk gezegd begreep ik niet wat hij er mee bedoelde, zo op het hoekje van de bank waar ik zat. “Vrede’?, dat was het toch al. En barmhartigheid? Moeilijk woord! En genade… dan dacht ik aan heel iets anders.

Wat betekent genade eigenlijk, is het iets positiefs? Iets wat je typisch in de levens van christenen ziet? Maar wat is dat dan? Geluk of zo? Laten we eens gaan kijken naar een doorsnee christelijke familie Meursie, Grace, Kees, Trees, Frees en Mees.


Familie Meursie heeft Voorspoed from mark luigjes on Vimeo.

?
Genade? Wat nou genade?
Nou ja, als je het zo presenteert als in het filmpje kun je er nog wel om lachen.
Maar laat het nou eens op je inwerken…, de genade die gelovigen in hun leven meemaken is soms wel onbegrijpelijk, toch? Het kan niet simpel zoiets als voorspoed zijn. Kijk nou eens wat we allemaal meemaken met elkaar. Niet te zuinig. Wat nou genade?

In mijn beleving vroeger was genade niet zo positief Voor mij is het die keer dat ik als kleine jonge bijna geplet werd door een meisje uit de hoogste groep en om ‘meisjesgenade’ moest vragen. Niet leuk! Ik weet niet eens meer of ik het ook gedaan heb. Misschien wel gesist tussen mijn tanden door: ‘meisjesgenade’. Wat een vernedering. Nee, niet leuk, dat is het gevoel dat ik bij genade heb. En jullie? Goed gevoel? Geen gevoel?
Genade, genade, dat roep je toch als je geen kant meer op kunt. Als je helemaal overgeleverd bent aan een ander en alleen nog maar kunt smeken om je leven. Angstig, vernederend en niet leuk.

Waar denken jullie eigenlijk aan als je aan je ‘genade’ denkt?

En dan gaan we hier in de gemeente (volgende week begint het), het Feest van Genade gaan vieren. Veertig dagen lang, elke dag bezig met de genade van God! ‘Feest’ van Genade! Kan genade dan leuk, fijn, zijn? Iets om te vieren? Velen presenteren ons genade als iets zéér positiefs. Wat is het positieve van genade? Wat is goeie genade?

Mee op reis..?
Veel mensen hebben deze week vakantie. Goed idee om op reis te gaan. Vanavond wil ik je uit nodigen met me mee op ontdekkingsreis te gaan. Naar Israël zoals je ziet, het land van de Bijbel. Want de geschiedenis van Israël zit vol met genadeverhalen. Zullen we eens naar een stel van die verhalen luisteren en eens zien wat die goede genade nou eigenlijk is is?

Eerste etappe: genadige slang (Num 21,1-9)
We reizen 3500 jaar terug in de tijd. Het volk Israël reist dan al veertig jaar door de woestijn tussen Egypte en het huidige Israël. Waarom doen ze veertig jaar over een afstand van twee of drie dagreizen? Zo groot is de afstand tussen Egypte en Israël toch niet. ’t Is ook niet gewoon. Het is de prijs die ze moeten betalen voor hun onverwoestbare wantrouwen. Keer op keer vallen ze hun HEER, hun Redder, af. Nadat ze door Hem gered zijn, bekritiseren ze Hem over zo ongeveer alles. En niet zelden weigeren ze daarna nog een stap te zetten. Een paar voorbeelden God vernedert de machtige Farao van Egypte. voor hun ogen. Dat was wat in die tijd, Farao was de koning van de wereld, Mubarak is er niks bij. Ze kunnen vluchten. Ze zijn even blij. Maar daarna klagen ze Hem aan over hun veiligheid als Farao toch met zijn leger achter hen aankomt. ‘We komen allemaal om’ De HEER redt hen opnieuw, spectaculair door een pad door de zee droog te leggen. ’t Hele volk trekt er door naar de woestijn aan de andere kant. Ze zijn weer even blij, maar klagen Hem daarna opnieuw aan: ‘het is veel te heet voor onze kinderen, we hebben te weinig te eten te drinken.’ ‘We gaan hier allemaal kapot, waren we nog maar in Egypte’. God zorgt voor een oase. Ze zijn weer even blij, maar eenmaal weer onderweg klagen ze Hem opnieuw aan: ‘we gaan dood van de dorst, waren we maar weer in Egypte’. ‘Daar hadden we het nog eens goed. God zorgt voor water, voor manna (een soort hemels brood) en zelfs voor vlees (in de vorm van vogels). Ze zijn weer even blij maar daarna komen er weer klachten en dat blijft zo doorgaan, steeds maar weer. 
   Tot ze bij de berg Sinaï zijn. Daar krijgen ze de 10 geboden te horen. Indrukwekkend! Ze stemmen er van harte mee in. Zijn het er helemaal mee eens. Amen, dat geloven we! Geen andere goden, geen godenbeelden… Amen!. Als Mozes naar boven klimt om een persoonlijk door God geschreven afschrift van die wet te halen en het even duurt voordat hij weer terug is, verliezen ze weer hun geduld. Weer wantrouwen: die Mozes komt nooit meer terug en God is er ook niet. We maken wel een eigen beeld van Hem (Geen godenbeelden). Dan wil de Heer niet meer verder. Het is nu wel genoeg geweest… Zoveel wantrouwen kan Hij niet langer van hen verdragen. Gelukkig weet Mozes de HEER nog nèt over te halen om dit wantrouwende volk niet te verstoten. Zo reizen ze toch weer verder. Niet luxe in de woestijn, maar de HEER heeft de dagelijkse zorg voor hen op zich genomen: elke dag te eten (manna) en te drinken (water) Maar toch blijven er problemen: na een tijdje willen ze het manna niet weer en klagen ze. En zo gaat het maar door. Totdat ze bij hun reisdoel komen. Kijk daar ligt nou jullie beloofde land, zegt God. Een prachtland, vruchtbaar en van alle gemakken voorzien. Alles is al aangelegd: , de steden, de wegen, boomgaarden, akkers, wijngaarden, olijfgaarden… en het is allemaal voor jullie. En vruchtbaar! Onvoorstelbaar vruchtbaar Ze hadden nog nooit zoiets gezien.. En toch zeggen wantrouwend: U verwacht toch niet dat we daar naar binnen reizen, hebt u wel gezien hoe sterk die bevolking is. Geoefend en tot de tanden bewapend. Daar beginnen wij toch niks tegen, wat wilt U nou. Dan zegt de HEER. Nou is het echt genoeg geweest, jullie willen niet en nu wil Ik ook niet meer. Jullie kinderen die mogen naar binnen als jullie er niet meer zijn.

En zo reizen ze veertig jaar in de woestijn, totdat de hele eerste generatie gestorven is.
En toch hebben veel van die kinderen in die veertig jaar tijd maar weinig geleerd. Eenmaal volwassen beginnen ze God ook aan te klagen: waarom hebt u ons uit Egypte weggehaald. Zeker om ons allemaal dood te laten gaan hier in de woestijn, net als onze ouders. We hebben niks, en we kunnen dat ellendige manna niet meer zien. Dan is de grens voor God bereikt. Hij straft hen met hun eigen wantrouwen. Ze worden door slangen gebeten, en ze gáán dood in de woestijn. Precies zoals ze toch al dachten. Velen van hun sterven er…

Maar als zij die gebeten zijn en nog net leven in paniek Mozes smeken om voor hen bidden. Laat God zich opnieuw overhalen. Mozes moet een koperen slang maken en God zegt: ze hoeven alleen maar naar de slang te kijken (eigenlijk, allen maar om hulp te zoeken) en je overleeft het. Sommigen sterven maar… Méér overleven het…
Deze slang wordt gek genoeg het symbool van Gods genade, een genadige slang. De HEER begint aldoor maar weer opnieuw met zijn volk Israël, en zij verdienen dat echt niet omdat ze God blijven wantrouwen. Da’s nou genade. Gered worden terwijl je dat helemaal niet verdiend
Zie je het da’s Genade: is altijd onverdiend. Je hebt het niet verdiend en toch redt God je. Zegt veel over Wie God is 

Tweede etappe: Ongenadige Jona
Kennen jullie het verhaal van Jona? Precies die profeet die er van door ging!
Waar moest hij heen? Naar Ninevé. Inderdaad. Ligt in het huidige Irak. Weet je waarom hij niet wilde? Hij durfde niet? Nee hoor! Hij wilde niet!
2 Hij bad tot de HEER: 'Ach HEER, heb ik het niet gezegd toen ik nog thuis was? Daarom wilde ik naar Tarsis vluchten. Ik wist het wel: u bent een God die genadig is en liefdevol, geduldig en trouw, en tot vergeving bereid. 3 Laat mij maar sterven, HEER: ik ben liever dood dan dat ik zo verder moet leven.' (Jon 4:2-3 NBV) 
Jona ging niet naar Ninevé, omdat niet hij wilde. Hij voelde het al aankomen. Ga ik helemaal naar Ninevé om ze te waarschuwen, zul je zien dat ze zich bekeren en dan vergeeft de HEER ze natuurlijk. Bah !Want Hij is genadig, liefdevol, geduldig en trouw… Zie je het staan! God is Jona veel te genadig.

Maar dat is toch fijn denk je misschien? Ja Weet je wat Ninevé was. De hoofdstad van een rijk waarvan het leger net zo wreed, genadeloos, onbarmhartig was, als de nazi’s op het hoogtepunt van WOII. Ze verminkten, martelden en vermoorden hun slachtoffers op een afschuwelijke manier. Israël had al heel veel van hen te lijden gehad. Zelfs Joodse babies hadden ze op een afschuwelijke manier vermoord. Verdienen zulke mensen genade? Nee, zei Jona, zij niet!
Hij was de profeet die zeg maar naar het Berlijn van Hitler moest en dat wilde hij niet.

Dat snappen wij toch wel.
Daarom vluchtte Jona weg…, maar God wil dat Jona ook hen waarschuwt zodat ze zich kunnen bekeren. Jona moet en als Jona hun waarschuwt bekeren ze zich ook nog! En Jona vind het vreselijk. Afschuwelijk! Want hoe kan de HEER hun nou zoveel onrecht vergeven. Als je weet wat ze gedaan hebben, is dat zo oneerlijk! Vreselijk, onverdragelijk gewoon!
Leer je weer wat over Gods genade. Het is ontzettend oneerlijk. God vergeeft mensen die het volgen ons echt niet verdienen. Echt niet!

3e Etappe: royale baas
We kunnen niet overal langsgaan onderweg, anders wordt de reis te lang voor vanavond. Maar uit de tijd van het Oude Verbond (OT) zou je nog heel wat andere genade- en ongenadeverhalen kunnen vertellen. Simson die zijn kracht aan het einde van zijn leven toch weer terugkrijgt (onverdiend) en Mefiboset de kreupele zoon van Jonatan die in konings Davids huis opgenomen wordt … Ook uit de tijd van het Nieuwe Verbond (NT) zijn er veel te vertellen. Maria die zich een begenadigde vrouw voelt, omdat ze zwanger is van de Redder van de wereld, De Heer Jezus die een vrouw die vreemd gaat niet veroordeeld (onverdiend). Ook gelijkenissen, verhalen waarin de Heer Jezus iets duidelijk wil maken ademen die vreemde genade: bijna oneerlijk is het dat de vader die jongste zoon feestelijk binnenhaalt in zijn huis. Logisch dat zijn oudste broer kwaad wordt.
Er is nog zo’n gelijkenis waarin genade aan de orde komt: ‘die van de arbeiders in wijngaard’. Ooit van gehoord? Een wijnboer huurt ’s morgens dagloners in. Ze spreken een loon van 1 denarie (een voor die tijd normaal dagloon) af. De wijnboer maakt zich nog al druk met het huren van werknemers. Hij gaat die dag wel vier keer naar de markt en steeds als hij daar nog werkkrachten ziet staan, huurt hij ze in. Zelfs nog –zeg maar- om vijf uur ’s middags. Wat zich dan aanbiedt is niet de beste kwaliteit. Die proberen nog snel een paar grijpsstuivers mee te pakken. Als ze nog maar een uur gewerkt hebben, begint het al donker te worden. De wijnboer laat zijn arbeiders uitbetalen, te beginnen bij degenen die het laatst gekomen zijn. Hij laat 1 denarie betalen. De werknemer die ’s morgens om zes uur begonnen zijn wrijven vergenoegd in de handen. De boer is een royale bui, benieuwd wat wij krijgen. Ook 1 denarie!. Nou zijn ze verontwaardigd: waarom krijgen wij niet meer, wij hebben de hele dag gewerkt. De boer zegt verbaasd:
"Beste man, ik behandel je toch niet onrechtvaardig? Je hebt toch ingestemd met het loon van één denarie? 14 Neem dan aan wat je toekomt en ga. Ik wil aan die laatsten nu eenmaal hetzelfde betalen als aan jou. 15 Of mag ik met mijn geld niet doen wat ik wil? Zet het kwaad bloed dat ik goed ben?" (Mat 20:13-15 NBV). Hij betaalt ze wat ze nog helemaal niet hadden kunnen verdienen! Dat is weer de genade God, want over Hem gaat het natuurlijk.
Goedheid die niet verdienen is! Je krijgt het zomaar, omdat God goed is.
Het maakt dus niet uit hoe lang je voor deze baas werkt. Hij geeft! Punt!

Hij lijkt een beetje op je oma of opa die een klusje voor je bedenken, alleen maar om je wat te kunnen geven. Genade is dus goedheid van God die je niet hebt verdiend, niet kunt verdienen, maar ook niet hoeft verdienen

4e Etappe: onbegrijpelijk vergevingsgezind
Nog één genadeverhaal dat de essentie van genade helemaal duidelijk maakt. Onze Heer Jezus hangt aan het kruis. Een martelwerktuig dat de Romeinen bedacht hebben om hun ergste tegenstanders een afgrijslijke, pijnlijke, langzame, dood te laten sterven. Hij is op de top van zijn lichamelijke lijden. Maar daar komt nog veel meer bovenop. Bij de voet van zijn kruis staan zijn bitterste tegenstanders zich te verkneukelen. Hé Messias komt van dat kruis als je kunt.

Nou Zoon van God, laat eens zien dat je henzelf kunt redden. De geestelijke pijn van de spot voor en tijdens de kruisiging is even verscheurend en vernederend als de lichamelijke. Je zou het begrijpen dat de Heer Jezus hun geen woord meer had waardig gekeurd. Maar van de enkele woorden die Hij nog kan zeggen gebruikt Hij de meeste voor een gebed: 'Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen.' (Luk 23:34 NBV). Hij bid hier voor zijn bitterste vijanden om vergeving! Als je wil weten wat genade is, dan is dit het.



De Heer Jezus – God- gelooft in hen, zelfs in die mensen die Hem het liefst kapot willen maken. God blijft geloven in mensen die Hem blijven wantrouwen wat Hij ook doet, Hij gelooft in mensen die anderen – en dus ook Hem- de vreselijke dingen aandoen, Hij blijft geloven in mensen die het allemaal koud laat, Hij gelooft in spotters, Hij gelooft in egoÏsten, in Hitlers en terroristen. Hij gelooft, blijft geloven, in jou en mij. Hij gaat tot het alleruiterste om het goed, zelfs als jij en ik dat eigenlijk helemaal niet willen. Als wij allang afgehaakt zijn, blijft Hij in ons geloven door alles heen. Tegen elke prijs wil Hij ons redden. Hij zal alles voor ons doen wat nodig is. Hij wil één ding niet: ons het verplichten dat van Hem aan te nemen. Dat moet je zelf willen en ook zelf .
Maar wil je snappen wat Gods genade is? Denk dan aan Jezus aan het kruis. Stel je voor dat hij je aankijkt. Dwars door je heen kijkt. Precies weet wie je bent, wat je denkt, wat je voelt, wat je allemaal gedaan hebt. Ja ook die afschuwelijke dingen. En toch blijft Hij zeggen: “Vergeef het hem, want hij weet niet wat hij doet, vergeef het haar want zij weet niet wat ze doet. Vergeef het hun want zijn weten na 2000 jaar nog steeds niet wat ze doen.
God is zo genadig, dat Hij ons blijft geloven. Goeie genade, zeg! Ja Goeie Genade Wil jij ook in Hem gaan geloven?

Amen

vrijdag 11 februari 2011

Zondag 7/Heb 11 - Genade (3): geloven hulp of halter?



Komende zondagavond de derde preek in de serie over genade, als voorbereiding op ons Feest van Genade. Volgende week sluiten we die af met een Jeugddienst over: 'Goede genade"
Deze keer gaat het over geloven. Kun je zeggen dat geloven een middel is om Gods belofte te krijgen? Zodat je als je beter geloofd je méér krijgt?

‘Sportscholen zijn in onze tijd de plaatsen van verlossing’, las ik niet zo heel lang geleden. Veel mensen zitten op zondagmorgen niet langer in de kerk, maar je kunt ze wel vinden op de sportschool. Hier in de Gelderse Vallei misschien iets minder, maar ga eens 10 km naar het westen…
Want het evangelie is veranderd. Heel wat medemensen zoeken niet langer naar de verlossing van hun ziel, maar naar de verlossing van hun lichaam.
Of in iedere geval via de verlossing van hun lichaam naar die van hun ziel, in plaats van omgekeerd.
Het perfecte lichaam is norm, tegenwoordig. Dat zie je al jaren overal om je heen.
Alleen zo hoor je er echt bij, dat is de boodschap die verscholen zit in reclames, showprogramma en films: slank en sixpack. Als je er niet helemaal zo of helemaal niet zo uitziet heb je behoefte aan verlossing. En die vind je op de sportschool. Daar train je jezelf naar je eigen verlossing toe.
Een work-out als verlossing. Bij de juiste discipline, succes gegarandeerd.

Ik moet daaraan denken als ik hoor hoe er tegenwoordig om ons heen over geloven gepraat wordt..
Natuurlijk, het gaat bij gelovigen om heel iets anders dan in de sportschool: niet om het perfecte lichaam. Maar het idee om jezelf naar succes toe trainen hoor je wel. Sterker worden in je geloof zodat je méér van Gods beloften ontvangt. Want wat jij van God ontvangt hangt af van de kracht van jouw geloof. Zo las ik van iemand die de uiterste best wilde doen en met alle macht God wil zoeken en zo te groeien in geloof en kracht om uiteindelijk zoals Jezus te zijn: ‘iedere zieke waarvoor Hij bad genas.”
Gelovig zijn in de sfeer van de sportschool dus: jezelf naar het hoger niveau toe trainen. Kun je zeggen dat de kracht van je geloof, bepaalt hoeveel je ontvangt? Zodat je als je sterker wordt in je geloof en dus beter gelooft je méér ontvangt?
Méér geloof, méér van Gods belofte?

Zondag 7
In onze traditie, de protestantse of beter: de gereformeerde, is al eerder over geloven nagedacht. In de zestiende eeuw gebeurde dit tegen een heel andere achtergrond dan wij dit nu doen. Want men dacht toen dat wat je zoal deed, je daden, meewerkte aan je verlossing, je rechtvaardiging. Veel goede daden legden veel gewicht in de schaal bij God, dacht men toen. Kritische gelovigen van toen, ontdekten in de bijbel opnieuw: ‘alleen wie gelooft wordt als rechtvaardige aangenomen’. Alleen geloof doet er toe. Niet die daden. Dat waren de latere gereformeerden.
De volgende vraag is dan: wat is dan écht geloof? (waar geloof). 

Vraag 21:
Wat is waar geloof? Antwoord: Waar geloof is een stellig weten waardoor ik alles voor betrouwbaar houd, wat God ons in zijn Woord geopenbaard heeft. Tegelijk is het een vast vertrouwen, dat de Heilige Geest door het evangelie in mijn hart werkt, dat niet alleen aan anderen, maar ook aan mij vergeving van de zonden, eeuwige gerechtigheid en eeuwig heil door God geschonken zijn, enkel uit genade, alleen op grond van de verdienste van Christus

Een aantal dingen op een rij. Echt geloven is:
  • · Kennis van de Bijbel hebben En dan gaat het er niet om de Bijbel uit je hoofd te leren om alles te weten. God geeft geen so’s en ook geen cijfers. Geloven is vast overtuigd raken van wat Gods bedoeling met ons is en die bedoeling met overtuiging volgen. Daarvoor moet je die ook kennen. En die vind je in de Bijbel. Het gaat er om dat je weet wat je moet weten over zonde, verlossing en eeuwig leven. Over de Vader, de Zoon en de Geest en de kinderen van God. Over het Koninkrijk.
       Natuurlijk weten gelovigen nog niet alles en toch zijn het geen aarzelende zoekers en twijfelaars, die eigenlijk niets zeker weten. Gelovigen zoeken naar het Koninkrijk, maar ze hebben de Heer gevonden. Wat dat betreft hebben ze een vaste overtuiging (Stellig weten).
  •  Een persoonlijke gift van de Heilige Geest… een door Hem aan jou geschonken vertrouwen (ander woord voor geloof). Een vertrouwen dat je zonden je echt vergeven zijn, dat het goed is tussen jou en God, dat je eeuwig met Hem zult leven. 
  • Aanleiding voor nederigheid die weinig ruimte laat voor trots, voldaanheid, arrogantie of gearriveerdheid want het werk van onze Heer Jezus Christus is de enige aanleiding voor al dit goeds. Daar draag je zelf niets aan bij (!). Het is pure genade. 
Als je deze schets van geloven die onze gereformeerde voorouders op basis van de Bijbel maakte, op je in laat werken, dan proef je al dat training van je geloof een vreemd woord is. Geloven wordt nooit onze prestatie. Een prestatie waardoor God zegt: ‘Ik geef jou meer van mijn beloften.’ Geloof is een gift van God dat kun je niet pakken. En daar kun je ook niet méér van pakken. Je kunt je alleen meer verdiepen in de Bijbel en meer ruimte voor de Geest maken en zo meer afhankelijk zijn en meer vertrouwen tonen.
En als geloven een gift van de Geest vanwege het werk van Jezus Christus is, kun je ook nooit gelijk worden aan Jezus Christus. En allen genezen zoals Hij. Want wat is er dan nog te ontvangen als je net zo bent als Hij? Hoogstens ga je meer op Hem lijken, maar dan niet vooral in wat je allemaal kunt, maar veel meer in hoe je bent.

Hebreeën 11
Die indruk wordt nog eens sterker tegen de achtergrond van hét hoofdstuk in het NT waar het over geloven gaat: Heb 11. Het voert te ver om het hele hoofdstuk uit te leggen, maar een aantal hoofdzaken vallen onmiddellijk op. Door de ogen van de schrijver kijken we terug in de tijd naar degene die ons vóór gingen naar het Koninkrijk. Terugkijken dus om vooruit te kunnen zien.
Zij hebben de reis al afgelegd en zijn voorlopig bij de Heer Jezus aangekomen. En wij – de gelovigen van het nieuwe verbond- worden aangespoord om zoals zij nu onze weg te gaan (H12). En dan valt op 
  1. dat de belofte nog vervuld moet worden. Dat het volmaakte leven- in het Koninkrijk, nog door niemand onderweg al ontvangen is. Integendeel de meeste gelovigen leefden en leven in heel moeilijke omstandigheden.
    De hele geschiedenis door zijn er gelovige mensen die de volledige belofte nog niet kunnen zien, niet meer dan glimpen. Toch blijven ze er wel overtuigd van. Hartelijk overtuigd zelfs. 
  2. Geloven houdt gelovigen in moeilijke omstandigheden juist staande. Geloof en hoop worden en blijven gekoppeld. Geloven is naar God kijken en in alles op Hem vertrouwen. Hopen is naar de toekomst kijken. Hier lees je over gelovigen die op God vertrouwen (geloven) als het om de toekomst gaat (hopen). En dat geloven vaste grond is onder de voeten van de mensen. Maar toch is het ook zo dat er is nog weinig triomfantelijks aan is. Rijen bekende gelovigen komen voorbij: Abel, Henoch, Noach, Abraham, Mozes…, maar ze maken vrijwel allemaal moeilijke omstandigheden mee, zéér moeilijke zelfs 
  3. Gelovigen weigeren zich te settelen op de aarde zoals die nu is. Het blijven toeristen op onze wereld nu. Mensen die onderweg zijn naar de toekomst van het hemelse Jeruzalem (de stad met de fundamenten 13-16). Zelfs als ze kans hebben (Mozes, Abraham) weigeren ze toe te geven aan de luxe van een werelds leventje. Dat kan het gewoon nog niet zijn. 
  4. Geloven en beproeving horen bij elkaar. Het is de manier waarop God het geloof van zijn mensen sterker wil maken. We zien indrukwekkende voorbeelden van hoe groot het vertrouwen is dat mensen in God hebben (Abraham). Voor God geven ze alles op. En dat is soms heel veel. In de beproeving wordt zichtbaar hoe diep hun liefde voor God is.
       Maar ook brengt de verwachting van de toekomst in het Koninkrijk van God mensen in heel moeilijke omstandigheden. Nog steeds: tot het christelijk geloof bekeerde moslims zitten in Afghanistan in de gevangenis en Asia Bibi vreest in Pakistan nog steeds voor haar leven. Gelovigen maken onvoorstelbaar moeilijke omstandigheden mee (36v) Maar ze hebben het voor hun God over, voor hun Heer
  5. Geloven brengt de toekomst dichterbij. Regelmatig zie je hoe het Koninkrijk van God even opvlamt in wonderlijke gebeurtenissen, omdat gelovigen al leven alsof het er al is. Jakob en Jozef zien de toekomst al voor zich. Abraham en Sara krijgen als bejaarden nog een kind, Mozes en Israël trekken dwars door de zee, Jozua ziet de dikke muren van Jericho instorten. Sommigen hebben zelfs doden weer levend zien worden. En het bracht Henoch (5) zelfs direct bij God, aan het sterven voorbij.
    Maar dat soort wonderen, een weg door het water, instortende muren, de onvoorstelbare kracht van Simson, zieken die genezen en doden die opstaan, het blijven uitzonderingen onderweg. Zij allen stierven –ook die opgestane doden- zonder de belofte in vervulling te zien gaan.
    Daarom geloven we nog. We hopen op wat nog niet gezien kan worden! 
Geloven op de manier van het Tahrirplein
Kun je groeien in je geloof? Jazeker, God zal het regelmatig beproeven om het sterker te maken! Dat betekent dat groeien in geloof –in vertrouwen- niet zelden groeien door je ellende heen is. En nog niet zichtbaar wordt in succes.
Krijg je met een groter geloof méér van Gods belofte? Voorspoed, welvaart, promotie, gezondheid… vul maar in. Nee, dat vertelt de bijbel (de kenniskant van ons geloof ons niet). Integendeel. Lees Heb 11 en 12, Mat 5, Jak 1, en 2 Kor 12.
Inderdaad wie hoopt op God leeft dichter bij het Koninkrijk en loopt een grote kans betrokken te raken bij Gods wonderen. Misschien zelfs wel doden die opstaan! Maar zelfs de opgestane doden zullen eerst weer sterven als Christus niet eerder terugkomt. Je bent getuige van de tekenen van het Koninkrijk, niet van het voltooide Koninkrijk zelf. Geloven blijft hopen op wat nog niet gezien kan worden.

O ja we kunnen zo verlangen naar de toekomst van God dat we zouden willen dat die er al was. Begrijpelijk. Het geluk van het Koninkrijk: gezondheid, wel-zijn, succces. Niet langer je in het zweet werken zonder resultaat (de vloek van Genesis), niet langer de pijn van gebrokenheid, schuldgevoel van de zonde.
Natuurlijk verlangen we dat. Misschien verleidt dat sommige christenen er toe om te leven alsof het Koninkrijk al doorgebroken is. Maar uit de Bijbel – de voornaamste bron van onze geloofskennis!- begrijpen we dat we nog niet vooruit kunnen rennen naar het volmaakte Koninkrijk en vooruitgrijpen op de belofte. Die krijgen we pas op de tijd die bij God vast ligt. We zijn onderweg

Nee, geloven past niet in de sfeer van de sportschool. Van training, van halters en roeien, succes, en gezondheid. Van zelf grijpen naar het geluk. Geloven past meer in sfeer van die Egyptenaren op het Tahrirplein. Mensen die het onrecht moe waren en zo verlangen naar recht, redelijkheid en welzijn. Ze hebben zo’n behoefte aan een beter Egypte, dat ze er niet meer van af te brengen zijn. Ze slapen in rafelige tenten op het plein en strijden voor hun ideaal.
   Zie je het? Zo zijn wij ook. Vergelijk het maar eens met Heb. 11. We leven in onze tentjes op de pleinen van deze wereld. Omdat de wereld ons zo niet kan bekoren. Niet zonder God, niet zonder liefde. We willen ons er maar niet settelen. We verlangen naar de terugkomst van onze Heer en de definitieve komst van het Koninkrijk van God. En we willen daar nu al meer van gaan zien. We verzetten ons tegen ieder die dat van ons af wil pakken. Daarbij krijgen we soms enorm veel ellende te verduren. Het kost sommigen van ons het leven. Maar we geven niet op, we hebben een betere toekomst! We geloven en hopen op het Koninkrijk.
We slapen liever in onze tentjes op het plein, dan in een luxe hotel aan het plein. Want luxe brengt ons niet wat wij graag willen: de vrede van het Koninkrijk.
   En juist door dat te geloven weten we nu al, ervaren we nu al, glimpen van dit Koninkrijk. Glimpen, maar toch wonderlijk en bemoedigend alsof we al zien wat nog niet te zien is. En God stopt onze soms hulpeloze levens vol met gaven voor onderweg. Vult onze lege handen met wat we nodig hebben. Zo groeien we toch, groeien in verlangen, groeien in afhankelijkheid onderweg, groeien in onze rol tekenen van het komende Koninkrijk op te richten. De Heer overtuigt ons van wat we nog niet kunnen zien.

Geloof, hoop, heb lief en ontvang. Amen 


Liturgie avonddienst 13-2-2011
Zingen: B 47 (Daar juicht een toon, daar klinkt een stem)
Stil gebed, votum en zegengroet
Zingen: Ps. 91, 1 en 2 (Heil hem wien God een plaats bereid. Gij zijt mijn schild, mijn toevlucht en mijn veste)
Gebed
Lezen: Heb 11
Zingen: Ps. 115, 1.2 en 5 (Vertrouw op God, gij die de HERE vreest)
Tekst: HC Zondag 7: 'Wat is waar geloof?'
Preek 
Zingen: B 57 'k Heb geloofd en daarom zing ik
Voorbede 
Collecte 
Zingen (Geloofsbelijdenis): B 120 Ik geloof in God de Vader (in wisselzang)
Zegen 
Zingen Gez 456,3 Amen, Amen, Amen

maandag 7 februari 2011

2 Kor 12,1-10 - Genade (2) - Een zwaktebod


Uiterlijk 
Aandacht is intrigerend. Jaren geleden merkte ik dat ook zelf toen ik als rechercheur meedeed aan een vossenjacht. De vermomming was bepaald niet perfect, ik zag er toch duidelijk nep uit. Maar, merkte ik, dat ontgaat sommige mensen volledig. Gek genoeg wel!
Toen ik samen met de andere neprechercheur en al even neppe arrestant hardhandig inrekende, reageerden sommige omstanders bepaald agressief. En toen we even later– in regenjas- plechtig omhoogrezen op de roltrap van een groot warenhuis, zagen we tot ons genoegen hoe de afdelingschef beneden gespannen belde met die van de verdieping daarboven. Het was één en al commotie. Die hele middag veroorzaakte onze verschijning een flink stuk meer opschudding dan wij ooit hadden verwacht. Uiterlijk doet wat! Ook als het nep is!

Sofisten in Paulus tijd
Dat was in Paulus’ tijd niet anders dan tegenwoordig. Hoe het er uitzag was toen erg belangrijk. En vooral de sprekers van die tijd, zogenaamde Sofisten, profiteerden daar van. Want de mensen waren gek op deze sprekers (er was nog geen TV, Boer zoekt vrouw), op interessante verhalen en op bijzondere verschijningen. Wat je vertelde was nog niet eens zo belangrijk, maar hoe je het vertelde, als je het maar overtuigend en interessant deed. Met de goede argumenten en volgens de regels van de spraakkunst. Het ging er niet om of je gelijk had, maar dat je gelijk kreeg. Goede sprekers waren toen ongelooflijk populair. Ze kregen veel aandacht en konden goud verdienen. Dat was de mode van die tijd (en ook weer in onze tijd: hoe het er uit ziet is heel belangrijk).
Ook christenen waren gevoelig voor die mode en het duurde niet lang of je had een aantal uiterst moderne, christelijke sprekers. Ze waren heel populair.
Paulus kon in zijn optreden lang niet tegen hen op. Hij was zeker niet zo’n charismatische spreker in de oren van de mensen als zij dat waren. En daar werd hij op afgerekend. Wat hij zei leek veel minder waard, door de manier waarop hij het zei. Hij liet zich er ook nog eens niet voor betalen en zo leek het nog goedkoper. Zelfs al was hij de man geweest die het grote nieuws van het Koninkrijk van God in de stad Korinthe gebracht had. Hij werd steeds minder serieus genomen. In Korinthe wilden vele christenen eigenlijk niet meer naar hem luisteren. Paulus moet er wel wat over zeggen…

Andere boodschap
Je denkt dan, maar waarom dan? Goede sprekers zijn goed voor de boodschap. Hoe dan ook Christus wordt verkondigd! Ieder zijn gaven! Laat Paulus die sprekers maar weer toerusten.
En natuurlijk is dit op zich zo! Ieder zijn gaven. Maar deze sprekers waren waarschijnlijk niet van plan om naar Paulus te luisteren, want daar vonden ze hem niet charismatisch genoeg voor. Deze goede sprekers, want dat waren ze, lopen een enorm risico. Het risico nl. dat het steeds minder om de boodschap, om de inhoud, en steeds meer om het effect gaat. Hoe houd ik de aandacht vast… Aandacht is verslavend.
Hun boodschap pasten zij langzamerhand bij dit doel aan. En dat krijgt ook gevolgen: de aandacht verschuift stukje bij beetje van God naar henzelf, van redding naar prestatie, van gave naar kwaliteiten, van genade naar glitter. Heel subtiel hoor, maar duidelijk merkbaar. Hun boodschap veranderde geleidelijk in een andere. En een andere boodschap krijgt weer andere gevolgen: de gemeente dreigt uit elkaar te vallen omdat ze verdeeld raakt over die sprekers. Ik hoor bij die, ik hoor bij…En mensen beginnen elkaar de maat te nemen: ‘kun jij zeggen dat je echt gelooft?” ‘Heb jij de Geest wel”, Sommige willen niet meer met anderen omgaan omdat zij in hun ogen niet geestelijk genoeg zijn.
Paulus moet er wel iets over zeggen. Omwille van de boodschap, omwille de rest van de gemeente daar, omwille van de Heer.

Paulus’ boodschap
In de verhalen van de sprekers gaat het steeds vaker om henzelf. Om hun verschijning, om hun populariteit. En het gaat dus ook steeds vaker over hun eigen geestelijke ervaringen. En dus vertelt Paulus voor één keer ook een verhaal over zichzelf. Het moet! En Hij doet dit in hun stijl, maar…
Nou ja, luister maar
Ik moet wel over mijzelf vertellen, begint Paulus (zoals die anderen die ook verhalen over zichzelf vertelden: verhalen als ‘ik heb een engel gezien’, ‘ik heb een visioen gehad’, ‘luister eens naar wat ik ervaren heb’), maar ik kan er geen winst mee maken voor mezelf. Het gaat niet om mij –bedoeld Paulus- maar om de Heer: het zijn visioenen van Hem. Ik ken ze ook hoor, visioenen, maar het maakt mij geen beter mens, zegt Paulus. Die visioenen zijn de verdienste van de Heer. En weet ik wel zeker dat ik als ik over mijn visioenen en ogenbaringen vertel dat ik dat om de Heer doe (1) Of doe ik het toch vanwege mezelf? Het lijkt wel of hij de andere sprekers imiteert. Zij vragen vaak: ‘heb je een getuigenis?’ ‘Wat heb je deze week ervaren?’... Nou, zegt Paulus, veertien jaar geleden... ‘Veertien jaar?’ ‘Paulus kun je niet over iets recenters dan dat vertellen?’
De andere sprekers zouden dan in detail, in geuren en kleuren hebben verteld wat hen overkomen was. Paulus vertelt (2-3): ik weet het eigenlijk niet hoe het precies ging. Ik werd weggevoerd, dat wel, maar hoe? Ik weet het niet. Het kan alleen in mijn geest geweest zijn, maar… Andere sprekers zouden misschien verteld hebben over de geweldige boodschap die ze gekregen hadden bij hun bijzondere ervaring, welke wijsheid hun geopenbaard was…Paulus zegt heel afstandelijk over zichzelf (deze man (3)) alsof hij vooral niet de aandacht op zichzelf wil vestigen, dat hij wel woorden gehoord heeft maar ze niet mag doorgeven. Niemand mag ze nog uitspreken (4). Paulus is heel duidelijk, natuurlijk zijn er visioenen en openbaringen, wonderlijk, verheven… maar ze worden niet aan mensen gegeven om er zelf interessant mee te doen. Dat is het doel niet, vaak dient zo’n visioen alleen een persoonlijk doel. Als ik het over mezelf moet hebben, schrijft Paulus, laat ik het dan maar over mijn zwakte hebben (6). Dat is niet een soort bescheiden taalgebruik, een vrome vermomming. ’t Is echt zo. Paulus is zwak, hij wordt gekweld (7).
Door wat? Een doorn in zijn lichaam. Symbool voor wat? Geen idee! Maar het zit hem meer dan dwars. Persoonlijk en misschien ook wel in zijn werk, de verkondiging van het evangelie. Paulus ervaart het als een rechtstreekse aanval van de boze. Hij noemt die doorn een boodschapper van de satan!. Hij vertelt dat hij de Heer aanhoudend (3x) gebeden heeft om verlossing. Nou, zouden de sprekers zeggen: claim de overwinning van Jezus over de satan en je bent het kwijt. Na de derde keer nam de Heer de doorn zeker weg, toch, Paulus?
Maar de Heer zei: nee! || Nee? Nee! Ja maar? Nee!!

Paulus
De Heer, laat Paulus niet aan zijn lot over, maar hij verlost Hem niet van die ‘doorn in zijn lichaam’. De kwelling blijft, maar toch is Paulus begenadigd.
De Heer geeft hem wel antwoord op zijn gebed en wel een van de meest troostende , bemoedigende, helende en geruststellende antwoorden die we uit de Bijbel kennen. ‘Je hebt niet meer dan mijn genade nodig’ Paulus mijn genade krijg je, kracht krijg je en toch blijf je zwak.
Broers en zussen, anders dan sommige christenen zeggen, hoeft Gods genade geen genezing en dus gezondheid te beteken, geen overwinning van de zwakheid. Paulus blijft zwak, hij blijft een gekweld mens, maar hij kan het aan dank zij Gods genade, de kracht van de Heer
Gods genade valt dus niet samen met onze welvaart, onze gezondheid, ons succes.
Op de weg naar de doorbraak van het Koninkrijk zal Paulus een zwakke kerel blijven, vaak beledigd, nog al eens in nood, dikwijls vervolgd en meer dan vertrouwd met diepe ellende. Dat is zijn hele leven zo gebleven. Het laatste dat we van Paulus weten is een doodsbedreiging, jarenlange gevangenschap, een schipbreuk onderweg naar Rome en uit de traditie horen we dat hij uiteindelijk in Rome onthoofd zou zijn.
Was Paulus’ geloof te klein? Is Paulus Gods genade onthouden?
Nee, hij was in al zijn zwakheid en ellende een begenadigd mens.
De geweldige kracht van de Heer hield hem in deze omstandigheden staande. De Heer was Hem in al zijn zwakheid nabij: dat was pure genade.

Broers en zussen, wat voor Paulus geldt, geldt voor ons. Lees Jakobus 1 er maar op na. Veel gelovigen blijven uiterst kwetsbare mensen, soms ziek, soms zelfs zwaar gehandicapt, meestal niet zo succesvol, niet zo populair, niet rijk, nogal eens beledigd om hun geloof, soms zwaar vervolgd. Het is doorgaans nog geen glorie in hun leven. Hebben ze te klein geloof? Nee! We leren over Gods genade een belangrijke les: Gods genade is niet los van Hem verkrijgbaar. M.a.w. Gods genade verandert niet in jouw succes, in jouw gezondheid of in jouw voorspoed. Het blijft van God en door die kracht is Hij je in je omstandigheden nabij.

Vreugde in het dal
Daarom is Paulus zo blij… wat hoe zwakker ik ben, hoe meer ik afhankelijk blijf van de kracht van de Heer, van zijn genade en zijn nabijheid! Ik blijf verlangen naar de kracht van de Heer. Zou Paulus daar ook zo naar verlangen, ook zo blij mee zijn, als hij succesvol, voorspoedig en gezond was geweest?
Of was hij misschien niet over Gods genade maar over zijn succes en voorspoed gaan getuigen?

Je kunt dit vergelijken met de bergen en de dalen. Veel gelovigen leven vaak in een diep dal. Dat is moeilijk, maar niet uitzichtloos. Die dalen kunnen nl gevuld raken met het water van Gods genade en zijn zo heel vruchtbaar: groene, liefelijke dalen gevuld met Gods levenskracht.
Terwijl het op de toppen van de bergen, hoe mooi ze er ook uit kunnen zien, vaak koud en kaal blijft. Er kan niets groeien, want het water van Gods genade bevriest er of loopt naar beneden voordat het in de grond heeft kunnen doordringen. Alleen in de dalen kan Gods genade ontvangen worden

Onze zwakte is vaak voorwaarde voor Gods genade! Hij biedt het aan voor hen die zwak zijn. Genade is een zwaktebod. Zo begreep Paulus het en zo schrijft zijn zeer geestelijke en succesvolle gemeenteleden. Een waarschuwing om je niet te zeer te verheffen met Gods ervaringen, een waarschuwing dat aandacht verslavend is

Het avondmaal is de blijvende herinnering aan onze zwakte... We blijven honger en dorst naar Gods genade houden. Want we blijven nog zwakke en kwetsbare mensen. Gelukkig, want dan kan de Heer ons steeds weer sterk maken. In onze zwakheid zijn we sterk.

Door Christus’ kracht, Amen.