zondag 18 april 2010

De Tien waarden (10W2) - Het tweede gebod


God heeft ons lief - Han 8, 4-25

Gebruikt!
Hij was nogal alleen. Niet getrouwd, geen kinderen en eigenlijk ook geen echte vrienden. Niet omdat hij ze niet nodig had, ze hadden hem niet zo nodig. Ze vonden hem gewoon niet zo interessant.

Op één punt na: hij was een geweldige klusser. ‘Wat zijn ogen zien, kunnen zijn handen maken”, zo gold het in de wijde omtrek. Als hij het gemaakt had, was het gaaf en afgewerkt, een lust voor het oog. En hij vroeg er niets voor, hij deed graag iets voor een ander. En dat wisten ze: hij kon klussen tot in de wijde omtrek. En hij deed het, misschien wel omdat hij dan niet zo alleen was en hij hun waardering kon voelen voor wat hij maakte. Maar als het huis klaar was, en ze een feestje vierden om het in te wijden, nodigden ze hem niet uit… 

Pijnlijk hè, als mensen je niet nodig hebben, maar wel kunnen gebruiken.

Wie dat wel eens heeft meegemaakt, heeft daar zeker geen fijne herinnering aan. Zulke mensen zullen je vrienden niet worden, want het gáát ze helemaal niet om jou. 

Beelden, nou en! 
Mensen die God niet nodig hebben, maar wel kunnen gebruiken. | Daar gaat het ook in het tweede gebod over. Ja maar dat gaat toch over afgodsbeelden?
Op het eerste gezicht lijkt dat wel zo. En dan denk je als moderne gelovige in de Rijnvallei: ‘beelden, nou en?
Meestal speelt dit gebod niet eerder op dan als we in het Roomse zuiden tegen een heiligenbeeld oplopen. Zoals deze van St. Petrus in de naar hem genoemde St. Pieter. Volgens de traditie moet je zijn voet kussen. Die aanbidding levert zegen op voor de gestorven Pelgrims. En dan kunnen wij zeggen: wij gereformeerden doen dit niet zo en hebben dus niets met dit gebod te maken...
Nou ja, sommigen vinden het misschien wel van toepassing op Buddahbeeldjes o.i.d. Maar gáát het daarom in dit gebod?

Nou, er zit méér achter een beeld, dan je zo op het eerste gezicht ziet. Dit gebod gaat over onze relatie met God. Het gaat ten diepste over God niet nodig hebben, maar Hem wel kunnen gebruiken. 

Een kijkje achter een beeld
Want waarom maakte iemand vroeger een afgodsbeeld? Nou dat was om God te kunnen manipuleren (lett te hanteren). Want als je een beeld van God hebt, kun je dat met je meenemen en zo weet je dat je God altijd bij je hebt als je hem nodig hebt.
Daarom maakten de Israëlieten een gouden kalf. Waarschijnlijk geen afbeelding van God, maar van zijn troon. Als je eenmaal weet waar God zit, dan kun je Hem bereiken wanneer je wilt en kun je proberen nog meer van Hem gedaan te krijgen. Want als je God eenmaal begint te manipuleren, dan stop je niet met het maken van het beeld. Dan probeer je dat beeld zo te beïnvloeden met gebeden en offers, dat God gaat doen wat jij wilt. Ik geef U wat, als U mij wat geeft. Je relatie met God is een handelsrelatie geworden: je probeert zo in God te investeren dat je er winst uit kunt halen. Het gaat je niet om God, maar om wat Hij je kan geven. Zodra je hebt gekregen wat je wilt, heb je God niet meer nodig. Maar zo bedoelt God het helemaal niet. Zo wil Hij het niet.

Simon de Magiër
Jullie zijn vrij zegt God ons: zonde, gebrokenheid en ziekte hebben niet langer het laatste woord in jullie levens. Mijn Zoon heeft je ervan verlost. Geloof in Hem. En de positieve gedachte, de waarde, van het eerste gebod is: “Onze God is te vertrouwen”, het is niet nodig dat je voor je zekerheid nog ergens anders steun zoekt. De waarde achter dit tweede gebod is: God heeft ons lief. En dat vraagt ons (de norm): hou je ook van onze God of gaat je het bij jou ergens anders om? Hoe zie je God? Hij is geen God die op Zichzelf wil blijven en genoeg heeft aan zijn eigen hemel. En als je het Hem eerbiedig vraagt ook wel wat aan jou gunt. Hij is onze Vader, Hij heeft ons lief en wil een relatie met ons: echt liefdevol wederzijds contact. En aan de komst van zijn Zoon merken we, dat Hij daar alles voor over heeft. Hij offert zijn kind zelfs op om weer met ons in contact te komen.
Willen wij ook een relatie met Hem? In de geschiedenis van Simon, die we zonet samen gelezen hebben, kun je ervaren hoe iets er als geloof in God uit kan zien maar het toch niet is.

Simon was de Uri Geller van Samaria. Hij had daar een enorme reputatie als magiër. Als je de tekst goed leest merk je dat hij zelf dit imago zorgvuldig opgebouwd heeft [9]. En zijn stadsgenoten hebben werkelijk de indruk dat hij over grote krachten beschikt. De Samaritanen zijn de nakomelingen van de bij de ballingschap in het land achtergebleven Israëlieten. Ze dienen God ook en verwachtten de Messias ook. Ze brengen die magische krachten van Simon in verband met God. Dit is de grote macht van God, zeggen ze [10].

En of hij nu echt krachten heeft of niet –dat wordt hier niet echt duidelijk- Simon heeft wel echt macht over de mensen. Hij weet hoe hij dit kan krijgen en hij weet hoe hij dit kan houden. Het is niet denkbeeldig dat hij hier goed aan verdient.
De Samaritanen waren de Walen van Israël, ze werden niet geaccepteerd door de nakomelingen van de uit ballingschap teruggekeerde Israëlieten. Israëlieten en Samaritanen gingen niet met elkaar om, zoals Walen en Vlamingen niet met elkaar omgaan. Het dan ook een bijzondere dag toen de Heer Jezus bij hen op bezoek kwam. Velen geloofden bijna onmiddellijk dat Hij de Messias was. Het is een bijzondere dag nu Filippus later bij hen komt. En weer komen velen tot geloof in de Heer Jezus. Ook de Magiër Simon. En er staat bij waarom: hij was zwaar onder de indruk van de tekenen en wonderen die Filippus deed. Want Simon, die gewend is om macht uit te oefenen, herkent macht als hij het ziet. Als later de apostelen Petrus en Johannes komen om hen de handen op te leggen –een soort doopbevestiging- is hij nog dieper onder de indruk: de komst van de Geest na de handoplegging door Petrus en Johannes is in zijn vaste overtuiging een nog veel grotere macht.

En op dat moment komt de aard van het geloof van Simon naar buiten: het is een geloof dat draait om wonderen en macht. Dat is het karakter van zijn geloof: een kick krijgen en de anderen met macht verbazen. Het gaat hem om de macht van de bovennatuurlijke ervaring en misschien wel om de macht die hij er mee zelf zou kunnen uitoefenen. Het gaat Simon in zijn geloof om de macht voor zichzelf.
Hij vertrouwt veel meer op macht dan op de Heer en daarom biedt hij de apostelen geld. Hij wil ook een aandeel in de macht (zoals hij dat gewend is). Petrus veroordeelt Simon daarom: jij gaat met je geld ten onder… je houding tegenover God is niet oprecht. Terecht natuurlijk want zijn hart is niet bij God maar bij de macht. Het gaat hem niet om God, het gaat hem om de macht. Hij heeft de Heer niet nodig maar hij kan Hem wel gebruiken.
Het geloof van Simon was geen echt geloof in God maar een geloof in zichzelf.
2e gebod als spiegel
Het tweede gebod heeft ons nog wel degelijk wat te zeggen vandaag: waar gaat het ons om? Hebben wij God nodig of kunnen we Hem gewoon goed gebruiken? Ga eens voor die spiegel staan!
Dat kun je bij je zelf nagaan: wanneer komt je Heer bij jou in beeld?
Dien jij Hem om Hemzelf of voor je eigen voordeel? Waar bid je om? Om je dagelijks brood, om je gezondheid, om troost? Of draait het in je gebed om God en is de rest eigenlijk bijzaak? En als je alles al hebt, bid je dan ook nog?
Ga je naar de kerk om in de hemel te komen, of ga je naar de kerk om samen met de anderen God te ontmoeten.

En wat zoek in je in een kerkdienst? Je Heer, God de Vader of een bijzondere indrukwekkende ervaring. Het zoeken van God en een bijzondere ervaring kan heel goed samen gaan, maar pas op waarschuwt het tweede gebod ons het kan zomaar vooral om die ervaring gaan draaien en niet om God zelf.
Maar God wil je geen ervaring geven, Hij wil Zichzelf aan je geven

Achter het tweede gebod schuilt deze grote waarde: God heeft ons lief!
En dat roept ons op: houdt je ook van Hem, zoals Hij is en niet van een beeld dat je zelf van Hem gemaakt. Dat beeld kan ook een denkbeeld zijn. Nou dat risico lopen wij tegenwoordig in in deze regio nog steeds.
Dat we God ten diepste niet nodig hebben, maar Hem goed voor onze eigen doelen kunnen gebruiken. Vanmorgen komt de Vader ons in zijn Zoon tegemoet. Mijn lichaam en bloed voor jullie, zegt de Zoon: Ik heb jullie lief.
Mijn Zoon voor jullie, zegt de Vader. Ik heb jullie lief
Houden wij ook zo van Hen? Amen

Geen opmerkingen:

Een reactie posten